Het oordeel
Een blauw-witgestreepte
dreiging
Wie staat er voor de rechter en waarom? Een
bejaarde vrouw is haar geld verloren door aandelen te leasen. Hoe erg ze dat
vindt, laat ze onheilspellend blijken.
Door Rinskje Koelewijn
Soms zit
het gevaar in een klein vrouwtje. Ze zit al een tijdje te wachten voor de deur
van de rechtszaal, gestoken in Surinaamse klederdracht. Alles in blauw met witte
ruiten en strepen. Op haar hoofd een angisa, een hoofddoek. De manier waarop de
hoofddoek is gevouwen zou volgens de traditie de stemming of emoties van de
draagster uitdrukken. Dat moet in dit geval wel een heel kunstige vouw zijn,
afgaand op het gezicht van mevrouw M.
Ze wordt binnengeroepen. Mevrouw M.
hoort het niet. Ze is 74 jaar, ze is wellicht aan de dove kant. Als ze zich een
paar keer heeft laten roepen, strompelt ze naar binnen. Ze blijft staan achter
het verdachtenbankje.
De rechter vraagt, roept, schreeuwt ten slotte dat ze
mag gaan zitten. De griffier lijkt bezwerende gebaren te maken, beide handen van
boven naar beneden wuivend. Elk mens zou snappen wat ze bedoelt. Ga zitten. Maar
mevrouw M. begrijpt niks. Ze steunt met haar bovenlichaam op haar tafel, zucht
hard en langdurig, tikt met haar gouden ringen op het blad, trommelt met haar
nagels.
Het is voor dovemansoren, maar de officier vertelt toch waarom
mevrouw moet verschijnen. Mevrouw M. is, met nog duizenden anderen, slachtoffer
van de Dexia-affaire. Banken leenden niet al te gefortuneerde klanten geld,
waarmee ze aandelen konden kopen. Maar de aandelen brachten niet het geld op
waarop was gehoopt, en mensen bleven zitten met waardeloze beleggingen en een
lening. Boze beleggers hebben rechtszaken aangespannen tegen de Dexia-bank, ze
eisen schadevergoeding. Mevrouw M. heeft ook een procedure lopen. Maar ze moet
gevonden hebben dat het niet snel genoeg werd opgelost, dus bracht ze de
Dexia-bank een bezoekje en daar zou ze twee medewerkers nogal fors bedreigd
hebben.
Bejaarde vrouw bedreigt twee bakemployés. Je denkt, dat zal wel
meevallen. En als je mevrouw M. ziet, denk je eerst: die is heel oud, of gek, of
alletwee. Probleem is dat de advocaat van mevrouw M. niet is verschenen om haar
bij te staan bij haar rechtszaak. En nu mevrouw zo hardnekkig volhoudt dat de
rechter binnensmonds praat en ze er echt niks van begrijpt, zit de rechter daar
mooi mee in haar maag. Want wat voor zin heeft het dan de zaak nog te
behandelen? De griffier besluit de advocaat te laten bellen. Dat duurt even.
Lange, zwijgende minuten. De aanwezigheid van mevrouw is zaalvullend. Ze doet
niks, ze staat en ze kijkt. Tegenover haar de officier, de rechter, de griffier.
Drie vrouwen. Als de griffier haar nogmaals tot zitten maant, barst mevrouw los.
En dan blijkt dat ze zo gek nog niet is. In heldere, goed gearticuleerde en
geformuleerde zinnen valt ze aan. Ik kan niet gaan zitten, zegt ze. Van de
stress.
Het vréét van binnen. Ik eis een eerlijke verklaring. En: ik heb
contact gezocht om tot een dialoog te komen.
De advocaat komt niet. Hij zit
in bespreking op zijn kantoor. De rechter moet het mevrouw vertellen. En dat
verstaat mevrouw heel goed. Ze begrijpt ook dat haar zaak nu niet behandeld kan
worden, en dat ze dus, voor de tweede keer al, voor niets uit Lelystad is
gekomen.
Maar mevrouw blijft staan. Niet van plan om weg te gaan. Ze is ook
ineens weer doof. De rechter vraagt of ze wil weggaan. Maant. Beveelt. Mevrouw
doet een stap naar voren. De griffier drukt op een knopje. Door de stilte in de
zaal, is het belletje dat op de gang bij een bode afgaat, voor iedereen
hoorbaar. Dat maakt de sfeer er niet beter op. Op de gang klinkt het geklik van
hakjes. De bode komt binnen. Een jonge, Surinaamse vrouw. Ze zegt: ‘kom mevrouw,
we gaan’ en pakt vast haar handtas. Er is geen klap gevallen, niemand is
overstuur. Maar de grootste boef had nauwelijks meer indruk kunnen
maken.
Copyright (C) NRC Handelsblad