Met de overname van Labouchere begaf Dexia zich op
dubbel onbekend terrein. Nederland was de bank vreemd en ook met de
activiteiten van Labouchere had Dexia weinig ervaring. Dexia was in
de jaren ervoor ontstaan uit de fusie tussen een Franse en een
Belgische kredietinstelling, die beide vooral overheden en
semi-overheden als klant hadden.
Labouchere was een regelrechte geldmachine, en Dexia
dacht een aantal producten buiten Nederland te kunnen kopiëren.
Vooral dochter Legio Lease verkocht aan de lopende band
effectenleasecontracten, waarbij beleggers geld bij Labouchere
leenden. Hiermee werden vervolgens aandelen gekocht. Over de lening
berekende Legio Lease forse rentepercentages, waar in de reclames
van het bedrijf niet al te veel nadruk op werd gelegd. Het scheen
dan ook niemand te deren: de koersen op de Amsterdamse beurs schoten
omhoog, waardoor de rente op de leasecontracten probleemloos kon
worden betaald. Naar schatting vierhonderdduizend Nederlanders
staken geld in de leaseproducten.
Maar in september 2000 - al een halfjaar na de
overname door Dexia - was het feest over. De beurs begon aan een
duikeling die tweeënhalf jaar zou duren. Steeds meer Legio
Lease-klanten zagen de waarde van hun aandelen in rook opgaan,
terwijl Dexia wel rente en terugbetaling van de hoofdsom bleef
opeisen. Grote schulden waren het gevolg.
Inmiddels was Dexia Nederland ook eigenaar geworden
van Kempen en Co. De beursgenoteerde zakenbank, die zich vooral op
de Nederlandse beurs richt, kostte Dexia in het voorjaar van 2001
een miljard euro.
Al vrij snel na die transactie bleek de malaise op
de aandelenmarkt Dexia op meerdere manieren te bijten. De inkomsten
bij Kempen liepen snel terug en de producten van Legio Lease kwamen
steeds nadrukkelijker in een kwaad daglicht te staan. De financiële
toezichthouder AFM kondigde zelfs een onderzoek naar effectenlease
aan. Daarbij noemde de AFM geen namen, maar iedereen wist dat het
vooral om Legio Lease te doen was.
Intern liepen de zaken ook niet lekker. Tussen de
zakenbankiers van Kempen en de harde verkopers van Labouchere zat
een wereld van verschil en pogingen om van de twee één organisatie
te maken liepen al snel spaak. Door de teruglopende inkomsten moest
er hard in de kosten worden gesneden, waarbij honderden medewerkers
hun baan verloren.
De buitenwacht begon Dexia intussen steeds meer te
vereenzelvigen met het lease-bloedbad. Er werd een stichting
Leaseverlies opgericht, met als doel via gerechtelijke weg de
verliezen van de beleggers bij Dexia te claimen.
Vanaf dat moment was Dexia eigenlijk alleen nog
bezig met het afhandelen van de lease-ellende. Dirk Bruneel - lid
van de raad van bestuur van Dexia in Brussel - kwam naar Nederland,
met als opdracht de schade zoveel mogelijk te beperken.
Een van de initiatieven van Bruneel was het
'Dexia-aanbod'. De bank probeerde de pil voor teleurgestelde
beleggers enigszins te vergulden, door sommige voorwaarden van het
contract te versoepelen. Dexia legde 450 miljoen euro opzij om het
aanbod te kunnen betalen . Ongeveer de helft van de klanten besloot
op het aanbod in te gaan.
Met de naam Dexia volledig door het slijk gehaald,
probeerde de bank zijn huid verder zo duur mogelijk te verkopen. Zo
begon Dexia een rechtszaak tegen Aegon, dat tweeënhalf jaar eerder
Labouchere aan de Belgen had verkocht. Dexia probeert nu via de
rechter de koop van het bedrijf terug te draaien .
De bank blijft ook gewoon doorgaan met het innen van
de rente en de restschulden van de leasecontracten die nog uitstaan.
De huidige 260 werknemers aan de oevers van het Amsterdamse IJ zijn
een paar jaar bezig met het afwikkelen van de transacties.
Het is moeilijk in te schatten wat het Nederlandse
avontuur Dexia heeft gekost. 'Er is ook het nodige geld uitgekomen',
relativeert bijvoorbeeld analist Ron Heydenrijk van ABN Amro. 'Ze
hebben nog steeds iets van twee miljard aan contracten, waarop ze 10
procent per jaar verdienen.'
Maar de 900 miljoen euro die Labouchere heeft gekost
is verdampt en Kempen en Co is dit jaar overgegaan naar een groep
investeerders die een stuk minder hebben betaald dan de één miljard
euro die Dexia destijds neertelde. Tel daarbij op de voorzieningen
voor de lease-ellende die Dexia heeft genomen en het is duidelijk
dat de bank bij zijn vertrek vele honderden miljoenen euro's in
Nederland achterlaat.