1. De
procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt
uit:
- de op 16 december 2005 ten verzoeke van [X] uitgebrachte
dagvaarding;
- de door Dexia bij akte aangezegde schorsing van de
procedure krachtens de "WCAM overeenkomst" (de tussen Dexia en
belangenorganisaties gesloten overeenkomst zoals bedoeld in art. 7:907 lid 1
BW);
- de rolmededeling van 14 juni 2006 waarbij is vastgesteld dat de
procedure was geschorst;
- de akte van [X] houdende een vordering tot
hervatting van de procedure;
- de conclusie van antwoord in conventie
en van eis in reconventie van de zijde van Dexia.
1.2. Vervolgens heeft de rolrechter de zaak
aangehouden om te beslissen of een comparitie zal worden gelast.
2. De
overwegingen
in conventie
2.1. De rechter die ter gelegenheid van de
beoordeling van de zaak op de voet van artikel 131 Rv. bevindt dat de zaak
thuishoort bij de sector kanton, kan die zaak ambtshalve verwijzen
overeenkomstig het bepaalde in artikel 71 lid 2 Rv.
2.2. In de onderhavige zaak rijst de vraag
of de vorderingen van [X] vorderingen betreffen die door de kantonrechter dienen
te worden behandeld en beslist. [X] is met (een rechtsvoorganger van) Dexia
zeven effectenlease-overeenkomsten aangegaan, genummerd 12400135,12102013,
40300296,73044214, 29400103,76001711 en 59010297 onder de namen "Korting Koers",
"Bonus Beleggen", "Index Plus", "Winstverdubbelaar", "Winstverdriedubbelaar",
"Winstver10dubbelaar" en "Feestplan II", De overeenkomsten zijn aangegaan voor
een ononderbroken periode in maanden uitgedrukt. De overeenkomsten vermelden het
aankoopbedrag van de effecten, de totaal over de looptijd verschuldigde rente,
alsmede de som van de beide bedragen, resulterend in een totaal overeengekomen
leasesom. De leasesom dient volgens de in de overeenkomsten aangegeven wijze te
worden afbetaald.
2.3. Voorop staat dat uit artikel 7A:1576
lid 5 BW volgt dat titel 5A van Boek 7A BW die primair betrekking heeft op de
koop op afbetaling en huurkoop van zaken van overeenkomstige toepassing is op
vermogensrechten, voorzover dat in overeenstemming is met de aard van het recht.
Dat brengt mee dat uitgangspunt dient te zijn dat vermogensrechten zoals
effecten onderwerp kunnen zijn van koop op afbetaling en daarmee ook van
huurkoop in de zin van titel 5A Boek 7A BW.
In de Memorie van Toelichting bij artikel 7A:1576 BW
wordt met zoveel woorden opgemerkt dat het eerste lid weliswaar spreekt van
'zaken' en het begrip 'zaak' in het Burgerlijk Wetboek per 1 januari 1992 niet
meer de vermogensrechten omvat, maar dat daarom het vijfde lid is toegevoegd
teneinde duidelijk te maken dat geen materiële wijziging ten opzichte van het
oude recht is beoogd. Vastgesteld kan worden dat onder het oude recht het begrip
'zaak' ook de vermogensrechten omvatte en derhalve ook koop op afbetaling van
vermogensrechten mogelijk is (vgl. Gerechtshof Amsterdam 1 maart 2007, JOR 2007,
98).
2.4. Vervolgens ligt de vraag voor of de
effectenlease-overeenkomsten die (de rechtsvoorganger van) Dexia met [X] heeft
gesloten ook daadwerkelijk als huurkoopovereenkomst kan worden
gekwalificeerd,
Daarvoor is het in de eerste plaats nodig vast te stellen dat
partijen eigendomsoverdracht hebben beoogd. In de overeenkomsten is
uitdrukkelijk bepaald dat de eigendom van de aandelen automatisch en van
rechtswege op lessee overgaat op het moment dat hij aan al zijn verplichtingen
uit de overeenkomst heeft voldaan, hetgeen bevestiging vindt in artikel 2 van de
door Dexia als productie 2 overgelegde Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease,
Een en ander leidt tot de conclusie dat partijen inderdaad eigendomsoverdracht
hebben beoogd van de effecten.
2.5. Een tweede vraag is dan of de effecten
reeds voorafgaand aan deze mogelijke eigendomsoverdracht als afgeleverd in de
zin van artikel 7A;1576 lid 1 BW kunnen worden
aangemerkt,
Die vraag wordt
bevestigend beantwoord. In het onderhavige geval kan er vanuit worden gegaan dat
reeds voorafgaand aan deze voorwaardelijke eigendomsoverdracht een aflevering
van de effecten heeft plaatsgevonden en wel door de bijschrijving ten name van
lessee in de administratie van de bank overeenkomstig artikel 17 Wet Giraal
Effectenverkeer. Vastgesteld kan worden dat hiermee de (af)levering is voltooid.
In dit verband is verder van belang dat lessee bij het sluiten van de
overeenkomst het voor koop op afbetaling en huurkoop kenmerkende gebruiksrecht
heeft verkregen. Volgens artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease
(prod. 2 bij conclusie van antwoord) draagt de bank het risico van het verloren
gaan van de waarden (maar uitdrukkelijk niet van de koerswaarde van de waarde),
totdat deze eigendom van lessee zijn geworden. Daarmee draagt lessee het
economisch risico met betrekking tot de koersverschillen van de effecten. Alle
baten en waardeveranderingen van de waarden komen lessee toe..Dit kan
redelijkerwijs niet anders worden uitgelegd dan als een gebruiksrecht van de
aandelen voor lessee.
2.6. Nu er, gelet op het voorgaande, vanuit
kan worden gegaan dat de effecten aan [X] zijn afgeleverd door het plaatsen van
een aantekening in de boekhouding van Dexia, dient vervolgens te worden
vastgesteld of er sprake is geweest van betaling van twee of meer termijnen na
die aflevering.
Uit het betalingsschema behorende bij de door [X] overgelegde
kopieën van de overeenkomsten blijkt dat inderdaad sprake was van dergelijke
termijnbetalingen. Hierbij is de totale leasesom als koopprijs in de zin van
artikel 7A:157ó lid 1 BW aan te merken, waarbij niet van belang is dat genoemde
som is opgebouwd uit een bedrag waarvoor Dexia de effecten heeft aangekocht en
een bedrag aan te betalen rente. Het is immers het totale bedrag dat door [X]
aan Dexia diende te worden voldaan ter verkrijging van de effecten.
Overigens
stond Dexia klaarblijkelijk bij de totstandkoming van de lease-overeenkomsten
zelf ook een huurkoopconstructie voor ogen stond. Een andere verklaring voor de
betaling in de voorlaatste maand van een bedrag van (nog slechts) f 100,- (vgl.
overeenkomst van 10 juli 1997) wordt door Dexia niet gegeven.
2.7. Het vorengaande leidt tot de conclusie
dat effectenlease-overeenkomsten tussen Dexia en [X] zijn aan te merken als een
huurkoopovereenkomst in de zin van artikel 7A: I576h BW. Dit heeft tot gevolg
dat de onderhavige zaak op grond van artikel 93 onder c Rv door de kantonrechter
dient te worden behandeld en beslist. De zaak zal op voet van artikel 71 lid 2
Rv ter verdere behandeling en beslissing worden verwezen naar de sector kanton
van deze rechtbank.
in reconventie
2.8. Omdat de vorderingen in reconventie op
dezelfde overeenkomsten zijn gegrond zullen ook deze vorderingen naar de sector
kanton verwezen worden.
in conventie en in reconventie
2.9. Ten overvloede wordt overwogen dat, nu
partijen zich reeds hebben kunnen uitlaten over de vraag of de zaak bij de
juiste rechter in behandeling is, verwijzing zal plaatsvinden zonder partijen
verder gelegenheid te bieden zich daarover uit te laten, Voorts wordt opgemerkt
dat in artikel 71 lid 5 Rv uitdrukkelijk is bepaald dat tegen deze verwijzing
geen hogere voorziening openstaat.
2.10. Ingevolge artikel 71 lid 4 Rv wordt
tenslotte nog vermeld dat de rolzittingen van de kantonrechter te Deventer op
donderdag om 09.30 uur in even weken plaatsvinden en dat partijen aldaar in
persoon kunnen verschijnen dan wel zich kunnen laten bijstaan of zich laten
vertegenwoordigen door een gemachtigde.
3. De
beslissing
De rechtbank:
in conventie en in reconventie
3.1. verwijst de zaak in conventie en in
reconventie in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de
sector kanton van deze rechtbank, locatie Deventer, op donderdag 12 december
2007 om 09.30 uur,
3.2. wijst partijen erop dat zij op de
hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter
eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de
griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
3.3. wijst partijen erop dat zij in het
vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een
procureur, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen
verschijnen,
3.4. wijst partijen erop dat de
kantonrechter zal beslissen over de proceskosten in deze procedure
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug
en in het openbaar uitgesproken op 28 november
2007.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL