Vonnis van de kantonrechter
te Amsterdam in de zaak van:
1. [X1], echtgenoot van [N1]
wonende te
[woonplaats]
2. [X2], echtgenote van [N2]
wonende te
[woonplaats]
3. [X3], echtgenote van [N3]
wonende te
[woonplaats]
4. [X4], echtgenote van [N4]
wonende te
[woonplaats]
5. [X5], echtgenote van [N5]
wonende te
[woonplaats]
6. [X6], echtgenote van [N6]
wonende te
[woonplaats]
7. [X7], echtgenote van [N7]
wonende te
[woonplaats]
8. [X8], echtgenoot van [N8]
wonende te
[woonplaats]
9. [X9], echtgenoot van [N9]
wonende te
[woonplaats]
10. [X10], echtgenoot van [N10]
wonende te
[woonplaats]
11. [X11], echtgenote van [N11]
wonende te
[woonplaats]
12. [X12], echtgenote van [N12]
wonende te
[woonplaats]
eisers
gemachtigde: mr: M.J.de Groot
tegen:
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd
te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen Dexia
gemachtigde: mr. G.P. Rooth
VERDERE VERLOOP VAN
DE PROCEDURE
Bij tussenvonnis van 31 maart 2005 is de zaak verwezen
naar de rolzitting van 28 april 2005 opdat
partijen bij akte zich zouden kunnen
uitlaten over de punten die in het vonnis onder 37 tot en met
40 aan de orde
gesteld waren.
Bij aktes hebben partijen zich op de zitting van 28
april 2005 over bedoelde punten uitgelaten.
Eisers hebben bij akte van 23
juni 2005 nog gereageerd op de akte d.d. 28 april 2005 van Dexia.
Vonnis is bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE
BESLISSING
1. Overgenomen wordt wat overwogen en beslist is
in het tussenvonnis d.d. 31 maart 2005 met
deze
correcties. Door niet alleen de gemachtigde vnn Dexia, maar ook door de
gemachtigde
van eisers is op de zitting van 1O
november 2004 een pleitnota overgelegd. De eerste
zinsnede in punt 36 moet als volgt gelezen worden:
"In aanmerking nemende hoe
krachtens de wet bij toepassing van artikel 6:278 BW
de
vergelijking van de waarden van de wederzijdse
prestaties dient te geschieden en gelet op de
aard
en inhoud van de onderhavige overeenkomsten kunnen de prestaties van
de
echtgenoten van eisers jegens Dexia niet op die
waarden gesteld worden."
2. In dit tussenvonnis sprak de kantonrechter als
zijn voorlopig oordeel uit dat Dexia bezitter te
goeder trouw was van de vorderingen op de echtgenoten van eisers en aan haar dus
de tot
aan de vernietiging van de overeenkomsten
door de echtgenoten van eisers betaalde
rentetermijnen toebehoren krachtens artikel 6:206 juncto artikel 3:120
BW.
3. Eisers bestrijden dit voorlopig oordeel,
terwijl - niet erg verrassend - Dexia het voorlopig
oordeel van de kantonrechter deelt.
4. Eisers wijzen erop dat ingevolge artikel 1:89
lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de bepaling
van artikel 1:89 lid 1 BW, inhoudende dat een rechtshandeling die een echtgenoot
in strijd met
artikel 1:88 BW heeft verricht,
vernietigbaar is, niet geldt voor een andere handeling dan
een
gift, indien de wederpartij te goeder trouw was.
Het oordeel dat de overeenkomsten met de
Bank
rechtsgeldig door eisers vernietigd zijn, impliceert dat reeds is gebleken dat
Dexia geen
beroep op de goede trouw
toekomt.
5. Dexia voert aan dat de overeenkomsten, toen
deze met de Bank gesloten werden, zonder
meer
rechtsgeldig waren en zij op dat moment bezitter te goeder trouw van de
vorderingen op
de echtgenoten van eisers was. Eerst
met de vernietiging van de overeenkomsten kwam
daarin een wijziging. Een en ander klemt temeer, nu artikel 1:88 BW er
uitdrukkelijk niet toe
strekt om eisers tegen Dexia
te beschermen, maar tegen hun echtgenoten.
6. Bij de beslechting van dit dispuut moet
inderdaad voor ogen gehouden worden dat de regeling
van artikel 1:88 BW strekt ter bescherming van de echtgenote of echtgenoot tegen
de in
artikel 1:88 BW genoemde rechtshandelingen van
haar of zijn wederhelft waarvoor zij of hij
geen
toestemming verleend heeft. De regeling van artikel 1:88 BW, die stamt uit het
midden
van de jaren vijftig van de vorige eeuw toen
de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde
vrouw werd
afgeschaft en waarvan sterk betwijfeld kan worden of deze nog wel past in
de
huidige tijd strekt dus niet ter bescherming
tegen de derde met wie of ten behoeve van wie
gehandeld is.
7. Overwogen wordt verder dat het maar de vraag
is, of de echtgenoten van eisers zonder
mondelinge
toestemming van eisers, althans zonder hun medeweten de overeenkomsten
met
de Bank gesloten hebben. In elk geval is het
niet erg waarschijnlijk dat eisers de
overeenkomsten
vernietigd zouden hebben als redelijkerwijs te verwachten was dat
de
overeenkomsten het profijt zouden brengen met het
oog waarop de echtgenoten van eisers
deze gesloten
hadden. Door de vernietiging van de overeenkomsten komt het risico
dat
inherent is aan effectenlease-overeenkomsten, in
beginsel ten volle voor rekening van Dexia.
8. Bij de toepassing van artikel 1:89 BW en artikel
6:203 BW juncto artikel 3:120 BW dient
onderscheid
gemaakt te worden tussen het verrichten al dan niet te goeder trouw in de zin
van
artikel 1:89 lid 2 BW van een rechtshandeling
als bedoeld in artikel 1:88 BW en het zijn van
bezitter, aldan niet te goeder trouw in de zin van artikel 3:118 lid 1BW van een
vordering uit
hoofde van een zodanige
rechtshandeling.
9. De overeenkomsten die vallen onder de in artikel
1:88 BW genoemde rechtshandelingen, zijn
onaantastbaar voor de partij die deze zonder (schriftelijke) toestemming van
zijn of haar
echtgenoot gesloten heeft en zijn
alleen vernietigbaar voor die echtgenoot, een derde.
10. De Bank had als bank behoren te weten dat de
echtgenoten van eisers de schriftelijke
toestemming
van eisers ingevolge artikel 1:88 BW behoefden voor het sluiten van
de
effectenlease-overeenkomsten. Had de Bank de
mogelijkheid willen uitsluiten dat eisers als
dat
voor hen opportuun zou zijn, wel de overeenkomsten die zij met hun echtgenoten
sloot,
zouden kunnen vernietigen op grond van
artikel 1:89 lid 1 BW, dan had zij voor die
toestemming moeten zorgen. Bij het sluiten van de overeenkomsten was de Bank dus
niet te
goeder trouw in de zin van artikel 1:89 lid
2 BW.
11. Nadat de Bank de overeenkomsten met de echtgenoten
van eisers gesloten had, werd zij
rechthebbende van
de vorderingen op de echtgenoten uit die overeenkomsten.
Zij
beschouwde zich als rechthebbende van die
vorderingen en mocht zich ook redelijkerwijs als
zodanig beschouwen. Tot aan de tijdstippen dat de overeenkomsten door eisers
vernietigd
werden, was de Bank c.q. Dexia dan ook
bezitter te goeder trouw van de vorderingen uit de
overeenkomsten.
12. Op deze gronden komt de kantonrechter tot het
definitieve oordeel dat de rentebedragen die
door de
echtgenoten van eisers betaald zijn tot de tijdstippen dat eisers de
overeenkomsten
vernietigden, aan Dexia
toebehoren.
13. Beide partijen hebben opgegeven welke bedragen
volgens hen aan rente tot aan de
vernietiging van de
overeenkomsten aan Dexia betaald zijn. Daarover
bestaat
eenstemmigheid tussen Dexia en de eisers,
wier echtgenoten een eenmalige storting deden,
te
weten de eisers sub 2,3,8 en 11. De overige eisers hebben echter andere
bedragen
opgegeven dan Dexia.
14. Het komt de kantonrechter voor dat met betrekking
tot de eenmalige stortingen bepaald zal
moeten
worden welk deel van de gestorte bedragen betrekking heeft op de rente die tot
aan
het tijdstip van de vernietiging van de
overeenkomsten verschuldigd was en welk deel op de
nadien volgens de overeenkomsten verschuldigde rente. Wat betreft de rentes
welke in
termijnen betaald zijn, dient nagegaan te
worden wat nu de juiste bedragen zijn.
15. Aan partijen wordt verzocht zich met elkaar hierover
te verstaan en bij akte op te geven wat de
juiste
bedragen zijn. Daartoe zal de zaak verwezen worden naar de
rolzitting.
16. Uit het vorenstaande volgt dat de door eisers
gevorderde verklaring voor recht al kan worden
toegewezen, maar nog geen beslissing genomen kan worden over de
gevorderde
terugbetalingen.
17. De vordering van eisers tot veroordeling van Dexia om
binnen 2 dagen na betekening van dit
vonnis het
Bureau Krediet Registratie te Tiel schriftelijk mee te delen dat de registraties
van
(de echtgenoten van) eisers bij dit bureau
terzake de voormelde effectenlease-
overeenkomsten
ten onrechte zijn geschied en dat deze terstond ongedaan dienen te
worden
gemaakt, kan niet worden toegewezen. Niet
aangenomen kan worden dat Dexia gerechtigd is
van
bet Bureau Krediet Registratie te Tiel dit te verlangen. Niets verhindert eisers
om zichzelf,
desgewenst met dit vonnis, tot het
Bureau te wenden met het verzoek de betreffende
registraties ongedaan te maken.
18. Iedere verdere beslissing
wordt aangehouden.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. verklaart voor recht dat vorenbedoelde
effectenlease-overeenkomsten die de echtgenoten van
eisers met de Bank sloten, rechtsgeldig zijn vernietigd;
II. verwijst de zaak naar de rolzitting van
donderdag 8 september 2005 om 10.00 uur, opdat
partijen dan bij akte zich zullen kunnen uitlaten over de rentebedragen die tot
aan de
vernietiging van vorenbedoelde
effectenlease-overeenkomsten door hun echtgenoten
betaald
zijn c.q. geacht kunnen worden betaald te
zijn;
III. wijst de vordering terzake de van Dexia verlangde
schriftelijke mededeling betreffende de
effectenlease-overeenkomsten aan het Bureau Krediet Registratie te Tiel
af;
IV. houdt iedere verdere beslissing
aan.
Aldus gewezen door mr. F.M.P.M.Strengers,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 21 juli 2005
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL