RECHTBANK
ZUTPHEN
Rolnummer: 59396 HAZA 04-52
Uitspraak: 16 juni
2004
Vonnis van de kamer voor burgerlijke zaken in
de zaak tussen:
De naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND
N.V.
gevestigd te Amsterdam.
eisende partij in conventie in de
hoofdzaak.
verwerendepartij in reconventie in de
hoofdzaak.
verwerendepartij in het incident,
procureur: mr. F.
Leemans.
advocaat: mr. H. Post te Helmond.
en
X.
wonende te Doetinchem,
gedaagde partij
in conventie in de hoofdzaak,
eisende partij in reconventie in de
hoofdzaak.
eisende partij in het incident,
advocaat: mr. H. J.
Tulp
Partijen worden in dit vormis mede aangeduid
als Dexia en X.
Het verloop van de
procedure
Dit verloop blijkt
uit:
- de dagvaarding van 27 november 2003;
- de conclusie
van antwoord in conventie en van eis in reconventie, tevens houdende (niet
incidenteel) verzoek tot verwijzing;
- de conclusie van antwoord in
het incident tot verwijzing.
De vaststaande
feiten
Op 14 juni 2000 heeft X met Bank Labouchere NV.
te Amsterdam h.o.d.n. Legio-Lease, hierna te noemen Labouchere dan wel
Legio-Lease, een overeenkomst gesloten onder de naam "WinstVerDriedubbelaar".
Ingevolge deze overeenkomst zijn partijen een zogenaamde lease-overeenkomst
aangegaan met betrekking tot een door Legio-Lease in drie tranches te kopen
pakket effecten in de overeenkomst aangeduid als ''waarden'', in drie fondsen.
De eerste tranche is op 13 juni 2000 gekocht. De looptijd van de overeenkomst
was 36 maanden te rekenen vanaf 13 juni 2000.
De totale tussen
partijen overeengekomen en door X te betalen lease-som bedroeg € 23.591.16.
Dit bedrag bestond uit drie keer de koopsom van de waarden van € 6.499,92 in
totaal € 19.499,76 en een bedrag van € 4.091.40 aan rente.
2.3 Artikel
3 van de overeenkomst luidt. voor zover relevant -:
"De lease-som
bedraagt:
a. Het totaal van 36 gelijke maandtermijnen van zegge f 250,45 (€
113. 65) (...)
De eerste maandtermijn dient te worden voldaan op of
omstreeks de 1e van de maand volgend op de eerste aankoopdag van de waarden en
daarna telkens op of omstreeks de 1e dag van de daaropvolgende maand.
b.
Een bedrag van f 100,-- (...) op of omstreeks de 35e maand,"
c. Aan het
einde van de lease-overeenkomst het restant van zegge:
f 42.871,82 (€
19.454,38) (...)
Dit restant wordt in principe verrekend met de
verkoopopbrengst van de waarden."
Artikel 4 van de overeenkomst luidt
-voor zover relevant -:
"Betaling van de hierboven genoemde
maandtermijnen zal uitsluitend geschieden door middel van een automatische
(post)bank-incasso
(...)"
Artikel 5 van de overeenkomst luidt -voor
zover relevant - :
"Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft
betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende
Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee
automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.
"
Artikel 7 van de overeenkomst luidt -voor zover relevant
-:
"Een gedeelte van de eerste 12 maandtermijnen beslaat uit
vooruitbetaalde rente die geen betrekking heeft op de eerste
aankoop.
(...)"
Artikel 8 van de overeenkomst luidt - voor zover
relevant -:
"Aan het einde van de looptijd heeft lessee het recht om
deze lease-overeenkomst te verlengen voor een periode van 36 maanden.
(...)"
2.4 Op de
overeenkomst zijn bijzondere voorwaarden van toepassing.
Artikel 2 van de
voorwaarden luidt - voor zover relevant -:
" Legio-Lease en lessee
komen overeen dat het eigendom van de waarden op lessee overgaat door
vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn
verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan.
Teneinde te
bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege eigenaar van de waarden
wordt, worden de in de overeenkomst genoemde waarden voorwaardelijk
overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende Voorwaarde dat lessee aan
al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Deze
Voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde waarden onverwijld na
verkrijging ervan door Legio-lease ten name van lessee worden bijgeschreven in
de administratie van Bank Labouchere overeenkomstig artikel 17 van de Wge
(...) Legio-Lease behoudt het eigendom van de waarden totdat lessee aan al
zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan
(...)"
Artikel 3 van de voorwaarden luidt -voor zover relevant
-:
"Alle baten en waardeveranderingen van de waarden komen lessee toe.
(...)
Ingeval van een keuze-dividend zal de keuze van Legio-Lease worden
bepaald door lessee (...)"
Artikel 4 van de voorwaarden luidt - voor
zover relevant -:
"Legio-Lease is nimmer aansprakelijk voor wijzigingen
in de koerswaarde van de waarden ofvoor het niet opbrengen van baten daarvan.
"
Artikel 10 van de voorwaarden luidt - voor zover relevant -:
"Indien
lessee aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, zullen de
waarden aan lessee worden uitgeleverd, tenzij lessee alsdan mededeelt de
voorkeur te geven aan de verkoop van de waarden. De verkoopopbrengst zal in
dat geval door Legio-Lease aan lessee worden uitbetaald. Verkoop vindt zo
spoedig mogelijk na opdracht daartoe plaats."
2.5 Gedurende de loop
van het contract heeft X aan haar betalingsverplichtingen voldaan. X heeft na
afloop van het contract geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid de effecten
in eigendom te verkrijgen. De effecten zijn vervolgens door Dexia, de opvolger
onder algemene titel van Labouchere, verkocht. De opbrengst bedroeg €
8.945,34.
2.6 Dexia heeft X een eindafrekening gestuurd.
Deze ongedateerde
eindafrekening luidt - voor zover van belang
-:
"Subtotaal
bij: € 8.945,34
Eerste aflossingstermijn
* Af € 45,38
Restant
hoofdsom
Af € 19.454,38
Totaal aan inhaalincasso 's Af €
113,65
----------
Subtotaal af: €
19.613,41
----------
Totaal door u nog te voldoen €
10.668,07
2.7 X heeft deze rekening niet
betaald.
3. De vordering
3.1 Dexia vordert dat de rechtbank X bij
uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal veroordelen om aan haar te
betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting de som van € 11.856,72
vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96% per maand, althans de
wettelijke rente over € 10.668,07 vanaf 13 september 2003 tot de dag der
algehele voldoening met veroordeling van X in de kosten van dit
geding.
4 De vordering en het verweer in het
incident.
4.1 X heeft gevorderd dat de rechtbank: bij
vonnis uitvoerbaar bij voorraad de behandeling van het onderhavige geschil zal
verwijzen naar de sector kanton locatie Terborg bij de rechtbank Zutphen,
teneinde daar verder te procederen.
4.2 X legt aan haar vordering naast de
vaststaande feiten de stelling ten grondslag dat de met Dexia gesloten
overeenkomst een overeenkomst is van huurkoop. Uit hoofde hiervan dient de
kantonrechter het onderhavige geschil te behandelen.
4.3 Dexia heeft gemotiveerd verweer gevoerd
waarop - zo nodig - in het hierna volgende zal worden ingegaan.
5. De beoordeling van het geschil
in het incident
5.1 In het hierna volgende zullen Dexia,
Labouchere en Legio-Lease gelijkgesteld worden in die zin dat steeds over
Dexia gesproken zal worden.
5.2 Voorop gesteld wordt dat het venoek tot
verwijzing van X een incident heeft opgeworpen waarover eerst een beslissing
dient te Worden gegeven alvorens in de hoofdzaak verder kan worden
geprocedeerd.
5.3 Effecten zijn vermogensrechten en kunnen,
anders dan Dexia aanvoert, krachtens art. 7A:1576 lid 5 van het Burgerlijk
Wetboek (BW) in beginsel onderwerp zijn van koop op afbetaling.
Huurkoop is
een bijzondere vorm van koop op afbetaling waarbij partijen zijn
overeengekomen dat de op afbetaling gekochte zaak pas in eigendom overgaat
nadat de koper heeft voldaan aan hetgeen hij op grond van het contract aan de
verkoper verschuldigd is.
De stelling van Dexia dat het feit dat de
bepalingen van titel 5A van boek 7A van het BW ook van toepassing zijn
verklaard op vermogensrechten, nog niet tot gevolg heeft dat overeenkomsten
terzake vermogensrechten, overeenkomsten van huurkoop zijn, wordt verworpen.
In de Memorie van Toelichting bij artikel 7A:1576 BW wordt immers expliciet
aandacht besteed aan het feit dat onder het begrip "zaak" in het BW per 1
januari 1992 niet vermogensrechten begrepen dienen te worden en dat het vijfde
lid is toegevoegd teneinde te benadrukken dat hier geen materiële wijziging is
beoogd ten opzichte van het recht zoals dat tot 1 januari 1992
gold.
5.4 Ter ondersteuning van haar stelling dat het
tussen partijen gesloten contract niet te beschouwen valt als een koop op
afbetaling en dus ook niet als huurkoop, heeft Dexia aangevoerd dat een
dergelijke transactie ten minste aan de volgende voorwaarden dient te voldoen:
het goed waar de transactie betrekking op heeft, moet aan de koper zijn
afgeleverd, de koopprijs moet in termijnen worden betaald. waarbij ten minste
twee termijnen na aflevering dienen te vervallen en de strekking van de
overeenkomst moet zijn dat het goed oruniddellijk hetzij na betaling van de
laatste termijn, aan de koper in eigendom wordt overgedragen. De tussen X en
Dexia gesloten overeenkomst voldoet, volgens Dexia, aan geen van deze
voorwaarden.
5.5 Het argument van Dexia, dat de effecten
niet aan X geleverd zijn omdat haar slechts het economisch risico was
overgedragen en X niet in de positie was geraakt dat zij de macht over deze
effecten had verkregen, gaat niet op.
Uit artikel 2 van de bijzondere
voorwaarden, zie hier voor onder 2.4, volgt dat de eigendom van de waarden op
X overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat X aan al haar
verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. In het
onderhavige geval kan er vanuit worden gegaan dat reeds voorafgaand aan deze
mogelijke eigendomsoverdracht een aflevering van de effecten heeft
plaatsgevonden en wel door bijschrijving ten name van X in de administratie
van de bank.
Dexia heeft weliswaar betwist dat sprake is geweest van
aflevering en dat voor de uitleg van de term aflevering aansluiting dient te
worden gezocht bij artikel 7:9 lid 2 en 3 BW maar aldus gaat zij er aan
voorbij dat artikel 7:9 BW over zaken handelt en niet rechtstreeks voor
vermogensrechten is geschreven. Zoals uit de Memorie van Antwoord bij genoemd
artikel blijkt, heeft bij vermogensrechten het onderscheid tussen aflevering
en levering weinig betekenis. Dexia wijst verder nog op de schakelbepaling van
artikel 7:47 BW maar volgens dat artikel zijn de bepalingen uit de vorige
afdelingen alleen van toepassing op vermogensrechten voor zover dat in
overeenstemming is met de aard van, het recht. Voor wat betreft
eigendomsoverdracht en aflevering geldt, aldus de Memorie van Antwoord bij
artikel 7:47 BW dat overdracht plaatsvindt op de wijze die afdeling 2 van
titel 4 van Boek 3 BW voorschrijft en dat de verkoper alles in het werk dient
te stellen om er voor te zorgendat de koper het recht kan uitoefenen. In dat
verband is van belang dat levering van effecten niet in stoffelijke vonn
plaatsvindt maar ingevolge artikel 17 Wet giraal effectenverkeer, door middel
van, bijschrijving op naam van de verkrijger in de administratie van de
betrokken instelling. Dexia heeft zelf gesteld dat zij (althans haar
rechtsvoorgangster) na verkrijging van de effecten, deze effecten ten name van
X in haar administratie heeft bijgeschreven. Hiermee is de (af)levering
voltooid.
5.6 In dit verband is verder nog van belang dat
X bij het sluiten van de overeenkomst het voor koop op afbetaling en huurkoop
kenmerkende gebruiksrecht heeft verkregen zodat de stelling van Dexia dat X
slechts een zuiver voorwaardelijk recht op de eigendom van de aandelen heeft
verkregen, dient te worden verworpen. Volgens artikel 3 van de Bijzondere
Voorwaarden draagt X namelijk het economisch risico met betrekking tot de
koersverschillen van de effecten, komen haar dividend en andere baten van de
effecten toe en is zij degene die in geval van een keuzedividend de keuze
bepaalt. Dit kan redelijkerwijs niet anders worden geïnterpreteerd dan als een
gebruiksrecht van de aandelen voor X.
5.7 Voorts dient te worden beoordeeld of partij
en zijn overeengekomen dat de koopprijs voor de effecten in twee of meer
termijnen betaald diende te worden. Dexia heeft naar voren gebracht dat
betalingen terzake de rente niet als termijnbetalingen in de zin van art.
7A:1576 BW beschouwd kunnen worden. Dexia miskent echter in dit argument dat
artikel 1576 lid 1 BW spreekt van een "koopprijs" die betaald dient te worden
in "termijnen" zonder dat hierbij een onderscheid wordt gemaakt in mogelijke
verschillende componenten die tezamen de koopprijs vormen. Overigens kan uit
het hiervoor onder 2.3 vermeld artikel 3 uit het contract worden opgemaakt dat
partijen bij het bepalen van de door X te verrichten deelbetalingen een
dergelijk onderscheid evenmin hebben aangehouden. Het contract vermeldt een
door X te betalen "lease-som" welk bedrag een totaal bedrag is van de hoofdsom
vermeerderd met rente en administratiekosten, waarna deze "lease-som" wordt
opgesplitst in verschillende door X te betalen bedragen.
5.8 Dexia heeft daarnaast gesteld dat de door X
te verrichten deelbetalingen niet te beschouwen zijn als termijnen in de zin
van art. 7A:1576 BW.
Zoals hiervoor onder 2.3 weergegeven diende X, de
lease-som in twee gedeelten te voldoen en wel in een zo laat stadium dat
aangenomen kan worden dat dit na aflevering van de waarden plaats had. In de
visie van Dexia betreft de betaling van f 100,-- echter een zo gering bedrag,
dat deze betaling niet als een termijn te kwalificeren valt. Bovendien kon
deze f 100,-- gelijktijdig met het restant betaald worden, nu dit bedrag op de
eerste dag van de laatste maand van de looptijd van het contract mocht worden
voldaan.
In het licht van het feit echter dat artikel 7A:1576 BW spreekt
van "termijnen" zonder dat in de tekst een nuance is aangebracht in de hoogte
van de te betalen deelbedragen ten opzichte van het totaalbedrag valt niet in
te zien waarom de door X betalen f 100,- niet te beschouwen valt als een
termijn in de zin van deze wetsbepaling. Ook de door X te verrichten
betalingenin artikel 4 (zie onder 2.3), dat ziet op een door X af te geven
automatische incasso worden "termijnen" genoemd.
De stelling van Dexia dat
de f 100,-- gelijktijdig met het restant voldaan kon worden en uit dien hoofde
het karakter van een termijnbetaling ontbeert, gaat evenmin op. Zoals uit
artikel 3 van de overeenkomst volgt (zie onder 2.3.), moest de f 100,- op of
omstreeks de 35e maandvan het contract betaald worden en het restant aan het
einde van de lease-overeenkomst hetgeen in dit geval na de 36e maand betekent.
Dat wellicht in de praktijk deze betalingen gelijktijdig werden verricht in de
vorm van een verrekening na verkoop van de effecten, doet aan het voorgaande
niets af.
5.9 Ook het laatste argument van Dexia dat de
overeenkomst geen koop op afbetaling betrof, omdat partijen niet de
verkrijging van de effecten door X voor ogen hadden, wordt verworpen. Door het
opnemen van artikel 5 zoals hiervoor onder 2.3 weergeven, zijn partijen
uitdrukkelijk overeengekomen dat X na afloop van het contract eigenaresse van
de effecten wordt. Ook artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden zoals hiervoor
onder 2.4 vermeld wijst hierop. De omstandigheid dat X terzake een keuze had
en dat - zoals door Dexia aangevoerd - in de praktijk de meeste cliênten van
Dexia er voor kiezen de effecten te verkopen waarna tussen de contractpartijen
een verekening plaats vindt, maakt hetgeen hiervoor is overwogen, niet anders.
De laatste zin van artikel 3 van de overeenkomst en de eerste zin van artikel
10 van de Bijzondere Voorwaarden geven aan dat Dexia er rekening mee hield dat
niet alle kopers na het aflopen van het contract de effecten zouden
verkopen.
5.10 Nu aldus alle argumenten van Dexia
terzijde dienen te worden gelaten, luidt de conclusie dat de tussen partijen
gesloten overeenkomst van effectenlease een overeenkomst van huurkoop betreft.
Uit dien hoofde dient de zaak verwezen te worden naar de daartoe aangewezen
kantonrechter. Gelet op het feit dat X in Doetinchem woont zal dit de
kantonrechter te Terborg zijn.
5.11 Dexia zal worden veroordeeld in de
proceskosten.
De beslissing
De rechtbank,
rechtdoende,
in het incident
verwijst de zaak in de stand waarin hij zich
bevindt naar de rolzitting op 8 juli 2004 te 10.00 uur van de sector kanton,
locatie Terborg, waar X dient te verschijnen in persoon dan wel deugdelijk
vertegenwoordigd;
veroordeelt Dexia in de kosten van het incident
begroot op € 390,- aan salaris procureur;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar
bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en
uitgesproken
terechtzitting van 16 juni 2004.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL