VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland
N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in
reconventie,
gemachtigde: Van Gompel & Van Ooijen, gerechtsdeurwaarders
te
Eindhoven,
tegen:
1. [X],
2. [Y],
beiden wonende te
[woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in
reconventie,
gemachtigde:mr.M.A.Geuze,advocaat te Utrecht.
Partijen zullen verder "Dexia","[X]" en "[Y]" worden
genoemd.
1. De procedure
1.1. Deze blijkt uit de volgende stukken:
- het
vonnis in het voegingsincident en de daarin aangeduide stukken. Bij dat vonis is
[Y]
toegestaan zich aan de zijde van [X] te voegen;
- de conclusie
van antwoord tevens eis in reconventie, met produçties;
- de conclusie van
repliek in conventie,tevens antwoord in reconventie tevens houdende
voorwaardelijke wijziging van eis, met producties;
- de conclusie van dupliek
in conventie,tevens repliek in reconventie, met producties;
- de conclusie
van dupliek in reconventie.
2.1. Partijen hebben, zo ontleent de kantonrechter aan
de dupliek in reconventie, de mogelijkheid
om op basis van de
"regeling-Duisenberg" tot een schikking te komen onderzocht. Zij hebben
geen
minnelijke regeling bereikt. zodat wordt voort
geprocedeerd.
2. Inleiding in conventie en in
reconventie
Aan de hand van de processtukken met producties,
voorzover deze niet zijn weersproken, kan van
de navolgende feiten worden
uitgegaan.
2.1. Dexia is rechtsopvolgster van Bank Labouchere N.V.,
eveneens handelend onder de naam
"Legio" en op baar beurt rechtsopvolgster
van Legio Lease B.V.. De kantonrechter zal, net als
partijen zelf, Dexia met
haar rechtsvoorgangsters vereenzelvigen.
2.2. Dexia en [X] hebben op of omstreeks 2 juni 2000
onder nummer 74...... een leaseovereenkomst
gesloten terzake het product de
'WinstVerDriedubbelaar'. Deze overeenkomst had
een looptijd van 36 maanden.
Gedurende de looptijd heeft [X] de verschuldigde bedragen
tijdig aan Dexia
voldaan. Door bet verstrijken van de overeengekomen looptijd is de
overeenkomst
geëindigd. Dexia heeft [X] vervolgens een eindafrekening tegen
de koersen van 2 juni 2003
gezonden. Deze behelsde dat [X] nog een bedrag ad
€ 11.223,30 aan Dexia diende te betalen.
[X] heeft dit bedrag niet
betaald.
2.3. De echtgenote van [X] heeft de schriftelijke
overeenkomst (prod. 2 dagv.) niet
(mee)getekend. Op basis van de vertaalde
huwelijksakte en gegevens uit de bevolkingsadministratie
(prod. 1 cva/e en 9
cvd/cvr) mag aangenomen worden dat [X] en [Y] ten tijde van het
sluiten van
de overeenkomst, namelijk sinds 29 december 1998, met elkaar gehuwd
waren.
3. Het geschil in conventie en in
reconventie
3.1. Dexia vordert in conventie veroordeling van [X] tot
betaling van € 12.460,87, te
vermeerderen met de contractuele rente ad 0,96%
per maand, althans de wettelijke rente over
€ 11.223,30 vanaf 12 september
2003 en met veroordeling van [X] in de proceskosten. Dexia
specificeert haar
vordering als volgt:
- € 11.223,30 terzake hoofdsom;
- € 308,18 terzake
contractuele rente ad 0,96% per maand van 2 juni 2003 tot 12 september
2003;
- € 929,39 inclusief BTW terzake buitengerechtelijke
kosten.
3.2. [X] en [Y] bestrijden de vordering in conventie
gemotiveerd. Zij beroepen zich erop
dat [Y] de overeenkomst tussen Dexia en
[X] buitengerechtelijk heeft vernietigd per
brieven van 23 november 2002, 6
juni 2003 en 3 september 2004. Dexia heeft verzuimd om de
toestemming van [Y]
te vragen alvorens de overeenkomst werd gesloten. Ingevolge de artt. 1:88
lid
1 sub d en 1:89 BW was de overeenkomst vernietigbaar.
3.3. Daarom vorderen [X] en [Y] in reconventie Dexia te
veroordelen tot terugbetaling van
de som van de gedurende de looptijd van de
overeenkomst betaalde maandtermijnen, alsmede de
vergoeding van de wettelijke
rente over die maandtermijnen, vanaf de datum van betaling van de
respectieve
maandtermijnen tot aan de dag der voldoening, met veroordeling van Dexia in
de
proceskosten en een uitvoerbaar bij voorraadverklaring.
3.4. Uitsluitend voor het geval de vordering in
conventie zal worden afgewezen en de vordering in
reconventie zal worden
toegewezen, vordert Dexia in conventie veroordeling van [X] tot
betaling van
een bedrag gelijk aan het versehil tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1
van de
overeenkomst genoemde effecten minus de waarde van bedoelde effecten
op de datum van
vernietiging van de betreffende effectenlease overeenkomst,
althans minus de waarde van deze
effecten ten tijde van de verkoop
daarvan.
4. De beoordeling in conventie en in
reconventie
4.1. [X] en [Y] hebben verwezen naar de op 1 februari
2005 door het Gerechtshof te 's-
Hertogenbosch, onder meer onder rolnummer
C0400309/RO, gewezen arresten (vgl. prod. 8 cvd/r).
Daarin heeft het Hof
geoordeeld over soortgelijke in 2000 door Dexia gesloten
overeenkomsten,
eveneens genaamd WinstVerDriedubbelaar. Anders dan Dexia
heeft betoogd zijn de door het Hof
besliste gevallen op essentiële punten
goed vergelijkbaar met bet onderhavige. Het Hof heeft na een
soortgelijk
debat als in de onderhavige procedure de overeenkomst gekwalificeerd als
een
huurkoopovereenkomst, waarvoor de (schriftelijke) toestemming van de
andere echtgenoot als
bedoeld in art. 1:88 lid 1 sub d BW vereist was, bij
gebreke waarvan aan de andere echtgenoot de
wettelijke mogelijkheid tot
vernietiging is toegekend.
Dexia heeft haar stellingen op dit punt
gehandhaafd en haar hoop gesteld op een mogelijk te
verkrijgen andersluidende
beslissing van de Hoge Raad der Nederlanden. De kantonrechter
conformeert
zich echter - onder verwijzing naar de uitvoerige motivering in de arresten -
aan het
oordeel van het Hof. Een en ander impliceert dat de kantonrechter
thans van oordeel is dat de sector
kanton de zaak terecht in behandeling
heeft genomen en dat aan [Y] jegens Dexia in beginsel
een beroep toekomt op
de "gezinsbeschermende bepalingen" uit boek 1 BW.
4.2. De tweede vraag die beantwoord dient te worden, is
of [Y] de lease-overeenkomst tijdig
heeft vernietigd. Bij honorering van dit
verweer wordt de overeenkomst tussen Dexia en [X] in
beginsel geacht nimmer
te hebben bestaan. Dan resteert in het bijzonder nog de vraag op welke
wijze
moet worden afgewikkeld hetgeen partijen ter uitvoering van de vernietigde
overeenkomst
hebben verricht. In dat verband zou dan onder meer het beroep
van Dexia op het bepaalde in art.
6:278 BW moeten worden
besproken.
4.3. Dexia heeft zich uitdrukkelijk beroepen op
verjaring van de bevoegdheid van [Y] om een
beroep op de vemietigingsgrond te
doen. [Y] beeft bij eva/cve gesteld dat zij Dexia per brief
van 23 november
2002, 6 juni 2003 en 3 september 2004 hiervan in kennis heeft gesteld (prod.
6
cvale). In verband met de verjaringstermijn is met name van belang de brief
van 23 november 2002.
Dexia heeft bij cvr/eva (sub 15) de ontvangst van in
het bijzonder deze brief met zoveel woorden
betwist.
[X] en [Y] hebben
echter nadien een aan hen gerichte brief van Dexia d.d. 27 januari 2003
overgelegd (prod. 10 cvd/r), waaruit zou blijken.dat Dexia de brief van 23
november 2002 wèl heeft
ontvangen en van die ontvangst zelfs nog binnen de
verjaringstermijn tegenover [X] en [Y]
blijk heeft gegeven. In deze brief
schrijft Dexia (toen nog Legio) immers: "Betreft: uw brief van
23
november 2002" en voorts: "In deze brief stelt mevrouw [Y] zich
op het standpunt dat zij door
de heer [X] gesloten effectenlease-overeenkomst
mee had moeten.tekenen. Dit standpunt
onderschrijven wij niet." en:
"Wij kunnen dan.ook niet ingaan op het verzoek om de overeenkomsten
van
naam van de heer [X] te vernietigen, en u beiden schadeloos te stellen
".
4.4.Nu echter processueel gezien discutabel is of Dexia
in de gelegenheid is geweest om op deze
brief te reageren (de brief d.d.
27januari 2003 is pas bij cvd/cvr overgelegd,terwijl Dexia toen in
conventie
was uitgeprocedeerd), zal Dexia daartoe alsnog in de gelegenheid worden
gesteld.
Voorlopig heeft het er echter alles van dat de WinstVerDriedubbelaar
eind november 2002
rechtsgeldig is vernietigd.
4.5. De (voorwaardelijke) vorderingen over en weer
bestaan (deels) uit omschrijvingen van de wijze
waarop het verschuldigde zou
moeten worden berekend. Partijen kunnen tevens van de gelegenheid
gebruik
maken om ieder een berekening over te leggen van hetgeen naar hun mening na
een
vernietiging van de overeenkomst omstreeks eindnovember 2002 aan
financiële verptichtingen
over en weer zou resteren. Daarbij is het de
kantonrechter duidelijk dat Dexia haar rechten in hoger
beroep en cassatie
aangaande de kwalificatie van de overeenkomst en de daaraan te
verbinden
gevolgen niet wenst prijs te geven. Als de bedragen waaraan
partijen (in het geval van Dexia met
een nadrukkelijk voorbehoud) denken niet
duidelijk worden, zal het geschil zich mogelijk in de fase
van de ten
uitvoerlegging van het eindvonnis voortzetten.
4.6. Iedere verdere beslissing zal worden
aangehouden.
5. De beslissing
De kantonrechter:
in conventie en in reconventie:
verwijst de zaak naar de rol van 3 november 2005 te
10.00 uur, waamij Dexia in de gelegenheid
wordt gesteld om zich bij akte uit
te laten over de brief d.d. 27 januari 2003 en opgave te doen van
de
financiële gevolgen van een vernietiging van de overeenkomst in november 2002t
waarna
[X] en [Y] op een nadere roldatum op soortgelijke wijze mogen
reageren;
iedere verdere beslissing wordt
aangehouden.
Aldus gewezen door mr. A.H.L. Roosmale Nepveu
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 6 oktober
2005, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL