Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie Delft
 
m
rolnr. 443749/CV EXPL 04-6893
7 februari 2008
 
Vonnis in de zaak van:
 
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland NV,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr A.G.A. de Bruijn,
rolgemachtigde: dw E. van Mastrigt,
 
tegen
 
[X]
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr P.van den Berg.
 
Procedure

1. De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende, hier als herhaald en ingelast te beschouwen, stukken:
-    de dagvaarding van 18 september 2003 voor de Sector Civiel Recht van deze
Rechtbank;
-    het vonnis van de Sector Civiel Recht van deze Rechtbank d.d. 4 augustus 2004, rolnummer 03/3125, houdende verwijzing van de zaak naar de Sector Kanton van deze Rechtbank;
-    het exploot van oproeping tot voort procederen na verwijzing d.d. 15 september 2004;
-    de conclusie van antwoord in conventie, eis in reconventie;
-    de rolbeschikking van 3 maart 2005;
-    de conclusie van repliek in conventie, antwoord in reconventie, tevens houdende
voorwaardelijke wijziging van eis in conventie;
-    de conclusie van dupliek in conventie, repliek in reconventie, tevens akte wijziging
van eis;
-    de antwoordakte wijziging van eis in reconventie, tevens houdende conclusie van dupliek in reconventie;
-    het vonnis van 8 december 2005;
-    het exploit van 3 januari 2006;
-    het vonnis van 16 maart 2006;
-    de akte uitlaten procederen van 20 december 2007.
 

Feiten
 
2. Op grond van hetgeen door partijen over en weer is gesteld en blijkt uit overgelegde stukken, een en ander voor zover niet of onvoldoende weersproken en in deze zaak van belang, kan van het volgende worden uitgegaan:
a.   Dexia is rechtsopvolgster onder algemene titel van de te Amsterdam gevestigde Bank Labouchθre N.V., mede handelende onder de naam "Legio", die op haar beurt rechtsopvolgster was van Legio Lease B.V. Uit dien hoofde is Dexia met betrekking tot de hierna vermelde overeenkomsten in alle rechten en verplichtingen van Bank Labouchθre N.V. en Legio-Lease B.V. getreden. Beide rechtsvoorgangers worden hierna eveneens aangeduid als Dexia.
b.   Gedagtekend 11 februari 2000 hebben Dexia en [X] twee aandelenlease-overeenkomsten gesloten met de naam "WinstVerDriedubbelaar", contractnummers [nummer] en [nummer] (hierna: de overeenkomsten).
c.   Op de overeenkomsten zijn de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease (hierna: de Bijzondere Voorwaarden) van toepassing.
d.   De overeenkomsten hadden een looptijd van 36 maanden en hielden het volgende in: [X] leasde van Dexia drie pakketten aandelen (in de overeenkomst
%aangeduid als "de waarden") van aandelen ABN AMRO, Ahold en ING, waarvan het eerste pakket is aangekocht direct na totstandkoming van de overeenkomst, het tweede pakket 12 maanden later en het derde pakket 24 maanden later, voor een totaalbedrag van € 24.089,46, respectievelijk van € 19.327,59. De totale leasesom, inclusief € 4.548,96, respectievelijk € 3.650,04 aan rente, bedroeg € 28.638,42, respectievelijk € 22.977,63 en diende door [X] te worden betaald als volgt:
-   Een termijn van € 4.548,96, respectievelijk van € 3.650,04 (de inleg, in totaal
gelijk aan de verschuldigde rente),
-   een bedrag van € 45,38 (de eerste aflossingstermijn) op of omstreeks de 35ste
maand,
-   een bedrag ad € 24.044,08 respectievelijk van € 19.282,21 (de restant hoofdsom)
bij het einde van de overeenkomsten.
e.   Na het einde van de looptijd van de overeenkomsten heeft Dexia de aandelenpakketten verkocht en aan [X] eindafrekeningen toegestuurd. Volgens deze eindafrekeningen diende [X] nog € 14.241,69 respectievelijk € 11.426,40 (de zogenaamde restschuld) aan Dexia te voldoen.
f.   [X] heeft deze restschuld niet voldaan.
g.   Bij brief van 9 maart 2003 heeft mevrouw [X] ten aanzien van de overeenkomsten een beroep gedaan op de nietigheidsgrond van artikel 1:89 BW.
 
Vordering en verweer in conventie en in reconventie
 
3. Dexia vordert bij dagvaarding de veroordeling van [X] tot betaling van € 27.959,76 vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96% per maand, althans de wettelijke rente, over € 25.668,00 vanaf 12 augustus 2003 tot de dag der algehele voldoening, en proceskosten. Naast de voren vermelde feiten legt zij daaraan - kort zakelijk weergegeven - ten grondslag dat [X] ondanks aanmaning en sommatie in gebreke is gebleven met de voldoening van het eindbedrag volgens de Dexia toegezonden afrekeningen. Zij heeft [X] aangeboden het verschuldigde bedrag zonder rente en kosten te voldoen, maar [X] is daar niet op ingegaan.
Vervolgens heeft zij haar vordering aan haar incassogemachtigde uithanden gegeven. Behalve het volgens de eindafrekeningen verschuldigde bedrag vordert zij een bedrag ad € 1.101,76 wegens contractuele rente vanaf 14 maart 2003 tot en met 11 augustus 2003 en een bedrag ad  € 1.190,00 (inclusief BTW) wegens buitengerechtelijke incassokosten.
 
4. [X] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Dexia in de kosten. Daartoe heeft [X] - kort zakelijk samengevat - primair aangevoerd dat de overeenkomsten vernietigd zijn, nu zijn echtgenoot voor het aangaan daarvan niet de op grond van de artikelen 1:88 en 89 BW vereiste toestemming heeft gegeven en de overeenkomsten bij brief van 9 maart 2003 heeft vernietigd. Opgrond van haar verweer in conventie vordert [X] in reconventie - kort zakelijk weergegeven -, na wijziging van zijn eis, primair een verklaring voor recht dat de overeenkomsten rechtsgeldig zin vernietigd en terugbetaling van € 8.289,74, met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2003 alles met veroordeling in conventie en in reconventie van Dexia in de kosten.
 
5. Naar aanleiding van het verweer van [X] heeft Dexia, voor het geval haar vordering in conventie mocht worden afgewezen en de vordering van [X] in reconventie tot vernietiging van de overeenkomsten mocht worden toegewezen, haar eis (voorwaardelijk) gewijzigd, aldus dat [X] in dat geval zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomsten genoemde effecten minus de waarde van die effecten op de datum van de vernietiging of ontbinding van de overeenkomsten, met veroordeling van [X] de proceskosten. Hieraan heeft zij - kort zakelijk weergegeven - ten grondslag gelegd dat [X], indien de overeenkomsten vernietigd mochten worden, op grond van artikel 6:278 BW gehouden is bedoeld waardeverschil te vergoeden.
 
Beoordeling
 
6. De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke beoordeling en beslissing.
 
7. Het beroep van [X] op het ontbreken van de toestemming van zijn echtgenoot tot het aangaan van de overeenkomsten slaagt. De overeenkomsten dienen te worden aangemerkt als koop op afbetaling. De koopprijs van de aandelen wordt namelijk betaald in termijnen, waarvan er twee (een termijn van € 45,37 en het restantbedrag van € 24.044,08, respectievelijk van € 19.282,21) verschijnen nadat de aandelen aan de koper zijn afgeleverd. Aan het afleveringsvereiste wordt voldaan door de bepaling dat de aandelen onverwijld na verkrijging door de bank in haar administratie ten name van de lessee worden gesteld en door het beding dat alle baten, zoals dividenden, aan de lessee toekomen. Anders dan Dexia betoogt biedt de wetsgeschiedenis van de artikelen 7A:1576 BW en 1:81 BW geen steun voor de stelling dat het toestemmingsvereiste van artikel 1:88 lid 1 sub d BW niet zou zien op effecten. De kantonrechter volgt hier het advies van mrs. Brunner en Roelvink aan de Commissie Geschillen Aandelenlease van 24 februari 2004. Vast staat dat de echtgenoot van [X], die in dit geding geen partij is, daadwerkelijk op grond van het ontbreken van haar toestemming de nietigheid van de overeenkomsten heeft ingeroepen. Het beroep van Dexia op artikel 6:278 BW faalt, daar in dit geval de 'stoot tot ongedaanmaking' niet is gegeven door een partij bij de overeenkomsten, maar door een derde, de echtgenoot van [X].
 
8. De vernietiging werkt terug tot het tijdstip van de contractsluiting. De wederzijdse prestaties zijn onverschuldigd verricht. De effecten zijn reeds te gelde gemaakt en de opbrengst is aan de bank toegekomen. [X] heeft geen dividenden of andere baten ontvangen. Dexia zal in reconventie de door [X] betaalde bedragen moeten terugbetalen. Dexia heeft niet betwist dat [X] in totaal € 8.289,74 heeft betaald. De rente over deze bedragen is verschuldigd vanaf 17 maart 2003, omdat uit de brief van die datum van Dexia blijkt dat Dexia niet bereid is tot terugbetaling van de door [X] betaalde bedragen.
 
9. De overige stellingen en weren van partijen kunnen na het voorgaande onbesproken blijven. Dexia zal de in het ongelijk gestelde partij in conventie en in reconventie in de kosten worden veroordeeld, waaronder begrepen het griffierecht aan de sector civiel (€245,-).
 
Beslissing
 
De kantonrechter,
 
in conventie
 
Wijst het gevorderde af;
 
Veroordeelt Dexia in de kosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van [X] op € 500,— als salaris van de gemachtigde;
 
in reconventie:
 
Verklaartvoor recht dat de overeenkomsten van 15 maart 2000 met nummers [nummmer] en [nummmer] tussen partijen op grond van de artikelen 1:88 jo 1:89 BW rechtsgeldig zijn vernietigd;
 
Veroordeelt Dexia tot betaling aan [X] van € 8.289,74 met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 maart 2003 tot aan de dag der voldoening;
 
Veroordeelt Dexia in de kosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van [X] bepaald op € 500,— als salaris van de gemachtigde;
 
Verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
Wijst het meer of anders gevorderde af.
 
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr Von Maltzahn en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2008 in het bijzijn van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL