dossiernr: 06-46
 
KLACHTENCOMMISSIE DSI
BINDEND ADVIES
 
inzake de klacht van
 
[Belanghebbende], wonende te [woonplaats], hierna te noemen Belanghebbende,
 
tegen
 
Fortis Bank (Nederland) N.V., gevestigd te Rotterdam, als Deelnemer bij het Dutch Securities Institute geregistreerde effecteninstelling, hierna te noemen Deelnemer.
 
De Commissie bedoeld in artikel 1 van het Reglement van de Klachtencommissie DSI heeft kennis genomen van de op 28 maart 2006 ontvangen klacht en van de overige door partijen ingezonden stukken en heeft hun meegedeeld het niet nodig te achten een hoorzitting te houden. Daartegen is niet door beide partijen bezwaar gemaakt.
 
De Commissie heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het in behandeling nemen van de klacht, als omschreven in artikel 6 van het Reglement, is voldaan.
 
VASTSTAANDE FEITEN
 
1.1.    Belanghebbende heeft op 6 mei 1998 met de vennootschap X een overeenkomst betreffende het effectenleaseproduct GroeiVermogen gesloten, welke overeenkomst nadien is omgezet in een overeenkomst "ClickExtra". Ter zake van het product GroeiVermogen heeft Belanghebbende zich tot de rechtsvoorganger van de Deelnemer, Bank Y, hierna ook te noemen de Deelnemer, gewend teneinde zich te laten adviseren over dit product. De Commissie heeft uit de haar voorgelegde klachten betreffende de door X ontwikkelde effectenleaseproduc-ten opgemaakt dat X behoort tot het concern waartoe ook de Deelnemer behoort, maar niet tot hetzelfde onderdeel van dat concern. X was (en is) niet als .deelnemer bij DSI geregistreerd.
 
1.2.    Het product GroeiVermogen houdt in dat de afnemer ter beurze genoteerde aandelen van de aanbieder least, waarbij de aankoopsom gedurende de looptijd, respectievelijk tot aan de contractueel voorziene tussentijdse beëindiging, van de overeenkomst door de aanbieder wordt gefinancierd. De afiiemer betaalt een "deelnamebedrag". Dit deelnamebedrag bestaat uit rente over en gedeeltelijke aflossing van het gefinancierde bedrag.
De overeenkomst wordt in beginsel aangegaan voor vijftien jaar, maar kan na vijf of tien jaar zonder bijkomende kosten worden beëindigd. In geval van zulke eerdere beëindiging wordt het restant van de hoofdsom verrekend met de opbrengst van de dan verkochte aandelen. Indien de maandtermijnen vijftien jaar lang worden voldaan is de hoofdsom aan het einde van deze periode afgelost.
 
1.3.    Er is de mogelijkheid een "0%-koersrisicoverzekering" te sluiten. De premie bedraagt een percentage van de aankoopsom. De "0%-koersrisicoverzekering" dekt een eventuele waardedaling van de aandelen af bij verkoop na de eerste renteperiode van vijfjaar. In dat geval geeft de "0%-koersrisicoverzekering" het recht om de aandelen aan X te verkopen tegen de prijs waarvoor zij bij aanvang van de overeenkomst zijn aangekocht.
 
1.4.    Ter zake van de op 6 mei 1998 ingegane overeenkomst GroeiVermogen heeft Belanghebbende een deelnamebedrag van € 67,95 (oorspronkelijk ƒ 149,75) voldaan. De aankoopsom van de effecten bedroeg € 5.661,91 (oorspronkelijk ƒ 12.477,20). Belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de "0%-koersrisicoverzekering".
 
1.5.    Het product "ClickExtra" houdt in dat de aanbieder de effecten die ten behoeve van de Deelnemer onder de lopende overeenkomst terzake van het product "GroeiVermogen" gehouden worden, zal verkopen tegen het gemiddelde van de respectievelijke openings- en slotkoer-sen op 29,30 en 31 januari 2001 van de betreffende effecten. De opbrengst van deze verkoop, in dit geval € 6.451.40, zal door de aanbieder worden aangewend om AEX-Garantiecertiflcaten aan te kopen. Hierdoor kan de waarde van de verkoopopbrengst grotendeels veilig worden gesteld. Ongeveer 90% van de waarde wordt door ClickExtra "vastgeclickt". De looptijd van het product is vijfjaar.
 
1.6.    Belanghebbende heeft op 4 januari 2001 het deelnameformulier ter zake van de overeenkomst ClickExtra ondertekend. X heeft Belanghebbende deelname aan ClickExtra bevestigd bij brief van 9 februari 2001 en heeft op 21 februari 2001 met de opbrengst van de effecten die ingevolge het Groeivermogen waren aangekocht plus - naar de Commissie begrijpt - een extra gefinancierd bedrag AEX-Garantiecertificaten gekocht voor een bedrag van € 9.291,15.
 
1.7.    Bij afloop van de overeenkomst wordt Belanghebbende bij brief van 31 januari 2006 door de Deelnemer op de hoogte gebracht van het resultaat van zijn ClickExtra contract: €72,30.
 
HET GESCHIL
 
2.      klacht
 
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in.
 
2.1     Belanghebbende is in 1998 tijdens een bezoek aan Bank Y geattendeerd op het pro-
duct GroeiVermogen, welke hem is gepresenteerd als een spaarregeling met goede financiële vooruitzichten. Nadat Belanghebbende had aangegeven met zijn spaargeld geen risico te willen lopen en hem is verzekerd dat hij zijn inleg niet zou verliezen, is Belanghebbende, mede afgaande op de goede naam van de Deelnemer waar tijdens het gesprek aan werd gerefereerd, overgegaan tot ondertekening van het deelnameformulier.
 
2.2.    Belanghebbende ontving in december 2000, nog tijdens de looptijd van zijn overeenkomst GroeiVermogen, van X een brief waarin hij wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om zijn reeds met de overeenkomst GroeiVermogen behaalde waarde voor ongeveer 90% veilig te stellen door een overeenkomst ClickExtra aan te gaan. Met het aanvaarden van de op maat voor hem gemaakte ClickExtra verlenging zou hij de waarde van zijn tot op dat moment succesvolle belegging veiligstellen tegen lagere maandlasten. Na over dit aanbod telefonisch advies te hebben ingewonnen bij de Deelnemer is Belanghebbende op 4 januari 2001 tot ondertekening van het deelnameformulier Click-Extra overgegaan.
 
2.3.    In december 2005 ontving Belanghebbende van de Deelnemer een aankondiging van de naderende afloop van zijn Click Extra contract per 31 januari 2006 inhoudende dat hij zijn inleg nagenoeg geheel kwijt was. Belanghebbende verwijt de Deelnemer, althans zijn rechts-voorganger Y, dat hij hem bij het aangaan van zowel de overeenkomst GroeiVermogen als de overeenkomst ClickExtra bewust een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven en dat hij daarbij naar Belanghebbende toe heeft geschermd met de goede naam en faam van de Deelnemer. Belanghebbende zou de overeenkomsten niet zijn aangegaan indien de Deelnemer hem juist en volledig (met name de mogelijkheid dat hij zijn inleg kan verliezen waardoor een restschuld kan ontstaan) had geïnformeerd.
 
2.4.    Belanghebbende stelt zijn schade op € 5.228,28 zijnde zijn totale inleg in de overeenkomsten a € 5.300,58 minus het door de Deelnemer uitgekeerde resultaat a € 72,30. Bovendien voert Belanghebbende aan dat de overeenkomst ClickExtra niet rechtsgeldig is totstandgekomen omdat het deelnameformulier alleen door Belanghebbende is getekend, en niet door zijn echtgenote, hetgeen in verband met art. 1:88 BW en art. 7A: 1576 BW een vereiste was.
 
3.      de verweren
 
3.1.    De Deelnemer heeft ten aanzien van de bevoegdheid van de Commissie en ten aanzien van de ontvankelijkheid van klagers verweren gevoerd zoals hierna, onder 'beoordeling van de klacht' weergegeven. Voor het geval de Commissie die verweren verwerpt is in het verweerschrift, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren gebracht.
 
3.2.    Voor zover er al een gesprek heeft plaatsgevonden tussen Belanghebbende en de Deelnemer voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst Groeivermogen, hetgeen de Deelnemer betwist, kan daaruit niet worden afgeleid dat sprake is geweest van enige advisering van Belanghebbende om de overeenkomst GroeiVermogen aan te gaan.
De Deelnemer bestrijdt dan ook dat Belanghebbende vóór het aangaan van de overeenkomst GroeiVermogen onvoldoende en onjuist is geïnformeerd omtrent de werking en de risico's van dit product.
 
3.3.    De Deelnemer stelt voorop dat slechts een beperkte zorgplicht toepasselijk is op zijn in de klacht bedoelde optreden, voor zover dat optreden is aan te merken als effectendienstverlening. De Deelnemer wijst er op dat de "know your customer'-regel pas sinds 1 juni 1999 is opgenomen in art. 28, eerste lid, van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999, en leidt uit de nadien in art. 43, zesde lid, Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 opgenomen bepaling af dat deze 'know your customer'-regel nimmer heeft gegolden voor cliëntenremisiers. De Deelnemer meent dat zijn rechtsvoorganger Bank Y hooguit in die hoedanigheid van cliën-tenremisier is opgetreden, en daarom niet gehouden was informatie in te winnen betreffende de financiële positie, beleggingservaring en beleggingsdoelstellingen van cliënten zoals Belanghebbende. Overigens waren er volgens de Deelnemer geen omstandigheden bekend waaruit afgeleid had moeten worden dat het effectenleaseproduct GroeiVermogen voor Belanghebbende een ongeschikte beleggingsvorm was, of dat dit product niet aan deze cliënt aangeboden had mogen worden.
 
3.4.    Voorts stelt de Deelnemer dat Belanghebbende voldoende en juiste informatie heeft ontvangen omtrent de werking van de (effectenlease)producten, in de vorm van de bij die producten behorende brochures, de door Belanghebbende ondertekende deelnameformulieren, en de teksten van de "Overeenkomst" respectievelijk "Voorwaarden" waarnaar in de deelnameformulieren nadrukkelijk wordt verwezen. Met betrekking tot het product GroeiVermogen is in deze stukken naar Deelnemers inzicht voldoende duidelijk gewezen op de mogelijkheid dat de deelnemer geen uitkering ontvangt, in welk geval hij zijn netto kosten verliest. Belanghebbende kon dit ook begrijpen uit de toelichtingen op de "0%-koersrisicoverzekering", waarvan hij overigens geen gebruik heeft gemaakt.
 
3.5.    Daarenboven heeft Belanghebbende door de ondertekening van de deelnameformulieren te kennen gegeven dat hij zich bewust was van de risico's die zijn verbonden aan de onder de overeenkomsten GroeiVermogen en ClickExtra verrichte beleggingen.
 
3.6.    Voor zover de Commissie zich bevoegd acht de klacht in behandeling te nemen meent de Deelnemer dat die moet worden afgewezen. Hij verzoekt Belanghebbende te veroordelen in de door de Deelnemer gemaakte kosten.
 
BEOORDELING VAN DE KLACHT
 
4.      Voorvragen
 
4 1.1.  De Deelnemer stelt dat Belanghebbende in zijn klacht niet ontvangen moet wor-
den omdat de bij de Commissie ingediende klacht elementen bevat die als zelfstandige grieven moeten worden beschouwd die niet eerst aan de Deelnemer zijn voorgelegd. Omdat het geschil daardoor onvoldoende is uitgekristalliseerd, heeft de Deelnemer ter zake geen minnelijke regeling kunnen overwegen.
 
4.1.2.  De Commissie verwerpt dit verweer omdat uit Deelnemers brief van 3 januari 2006 blijkt dat de Deelnemer de klacht die Belanghebbende door middel van een klachtformulier had ingediend aldus heeft begrepen dat - kort gezegd - het effectenleaseproduct hem nooit aangeprezen had mogen worden en dat is ook de essentie van de aan de Commissie voorgelegde
klacht.
 
4.2.1.  De Deelnemer heeft zich verder op het standpunt gesteld dat Belanghebbende in deze klacht niet kan worden ontvangen in verband met art. 7.2 Reglement Klachtencommissie DSI, waarin is bepaald dat een klacht niet in behandeling wordt genomen indien er meer dan eenjaar is verstreken tussen het tijdstip waarop de belanghebbende van de feiten kennis heeft genomen of redelijkerwijs heeft kunnen nemen, en het tijdstip waarop de klacht aan de desbetreffende deelnemer is voorgelegd. De Deelnemer meent dat als eerstbedoeld tijdstip heeft te gelden hetzij de dag waarop Belanghebbende de overeenkomst GroeiVermogen is aangegaan, 6 mei 1998, hetzij de datum waarop de overeenkomst is beëindigd doordat Belanghebbende de overeenkomst ClickExtra is aangegaan, 4 januari 2001, hetzij de dagtekening, 21 februari 2001, van de brief waarmee X Belanghebbende heeft bevestigd onder de overeenkomst ClickExtra certificaten te hebben gekocht, hetzij de dag waarop Belanghebbende de bevestiging van haar deelname aan het product GroeiVermogen heeft ontvangen, hetzij de dag waarop Belanghebbende het leaseoverzicht heeft ontvangen, hetzij de dag waarop Belanghebbende het (eerste) fiscale jaaroverzicht heeft ontvangen, aangezien zij vanaf dat moment geacht moet worden op de hoogte te zijn geweest van de aard van het effectenleaseproduct en de daaraan verbonden risico's. Tussen elk van deze tijdstippen en de dag waarop de klacht aan de Deelnemer is voorgelegd is méér dan eenjaar gelegen.
 
4.2.2.  De Commissie verwerpt ook dit verweer. De klacht houdt in dat het aan Deelnemers handelen of nalaten te wijten is geweest dat Belanghebbende zich bij het aangaan van de overeenkomst GroeiVermogen in 1998 geen of onvoldoende rekenschap kon geven van de daaruit voortvloeiende risico's, en die risico's voor Belanghebbende pas later duidelijk zijn geworden. Aangezien deze stelling niet onaannemelijk kan worden genoemd zijn de in art. 7 Reglement Klachtencommissie DSI gestelde termijnen niet overschreden. In het navolgende wordt het aannemelijk bevonden dat Belanghebbende is afgegaan op mededelingen, hem namens de Deelnemer (diens rechtsvoorganger Y) gedaan, die bij hem de stellige indruk hebben gewekt dat haar investering risicoloos was. Naar het oordeel van de Commissie kon Belanghebbende aan die mededelingen, toen de overeenkomst GroeiVermogen eenmaal liep, werd beëindigd en omgezet in een overeenkomst ClickExtra, een zodanig gezag blijven toekennen dat hij uit de jaarlijks verstuurde opgaven niet behoefde af te leiden dat hij in een onjuiste veronderstelling betreffende de aard van de overeenkomsten verkeerde. In dit verband wijst de Commissie er op dat de Commissie van Beroep DSI in haar uitspraak van 21 juli 2005 (gepubliceerd onder nr. 2005/123), heeft overwogen dat art. 7.2, tweede gedachtestreepje, Reglement Klachtencommissie DSI aldus moet worden uitgelegd dat de daar bedoelde termijn eerst gaat lopen op het moment waarop de klager daadwerkelijk bekend is geworden met de schade die hij heeft geleden, waarin besloten ligt dat bedoelde termijn geen aanvang neemt door de enkele omstandigheid dat enig bericht het vermoeden kan opwekken dat schade zal worden geleden.
 
4.3.    Wegens het ontbreken van voldoende verband met het begrip "effectendienstverlening" in de zin van art. 5.1 Reglement Klachtencommissie DSI neemt de Commissie de klacht niet in behandeling voor zover deze ertoe strekt dat de met X gesloten overeenkomsten vernietigbaar zijn in verband met het bepaalde in art. 1:88, eerste lid onder d BW in samenhang met art. 7A: 1576 BW.
 
5.      Inhoudelijke beoordeling van het geschil
 
5.1.    De Deelnemer kan niet worden gevolgd in zijn betoog dat de op hem rustende zorgplicht werd beperkt doordat hij slechts als cliëntenremisier is opgetreden, de verkoop van het product GroeiVermogen een vorm van 'execution oniy-dienstverlening is, en ten tijde van het aangaan van de overeenkomst geen publiekrechtelijk voorschrift aan die dienstverlening bijzondere eisen stelde. Vennootschap X heeft het product op wervende wijze onder de aandacht van cliënten zoals Belanghebbende gebracht. De deelnameformulieren konden via vestigingen van de Deelnemer in behandeling worden genomen en de aldaar werkzame medewerkers waren beschikbaar voor hulp bij het invullen van die formulieren. Door deze bemoeienis met het totstandkomen van de contracten is de Deelnemer gaan optreden in de hoedanigheid van effecteninstelling. Dit optreden, ten gevolge waarvan de Deelnemer (zoals de Commissie naar aanleiding van de bevoegdheids- en ontvankelijkheidsverweren reeds heeft vastgesteld) mede verantwoordelijk is geworden voor het aanbod de overeenkomst GroeiVermogen te sluiten, gaat verder dan 'execution oniy-dienstverlening. Het optreden van de Deelnemer is immers niet beperkt gebleven tot het uitvoeren van een opdracht die de wederpartij op grond van een volledig zelfstandig gemaakte afweging heeft gegeven. De Commissie merkt het in de klacht bedoelde optreden van de Deelnemer aan als advisering in relatie tot beleggen in effecten.
 
5.2.    Daarbij diende de Deelnemer het in art. 28, eerste lid, Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999, zoals de bepaling gold ten tijde van het sluiten van de overeenkomst ClickExtra, in acht te nemen. Ingevolge deze bepaling was Deelnemer gehouden in het belang van zijn cliënten, waaronder Belanghebbende, de informatie betreffende hun financiële positie, hun ervaring met beleggingen en hun beleggingsdoelstellingen in te winnen die redelijkerwijs van belang was te achten voor de aangeboden vorm van dienstverlening.
De Commissie merkt dit voorschrift aan als een bijzondere uitwerking van de zorgvuldigheid die een effecteninstelling - als bij uitstek deskundig te achten dienstverlener - heeft te betrachten jegens haar particuliere cliënten die niet beroepshalve werkzaam zijn op het terrein van financiële instrumenten. Reeds die in het algemeen voor het optreden van een effecteninstelling geldende zorgvuldigheidseis brengt mee dat zij zich ervan dient te vergewissen of de dienstverlening die, of het product dat, de (potentiële) cliënt wordt aangeboden in overeenstemming is met hetgeen de cliënt wenst te bereiken en - zeker indien het aangebodene tot financiële verplichtingen van de cliënt kan voeren - met diens financiële, omstandigheden. Diezelfde bijzondere zorgplicht brengt mee dat een effecteninstelling toereikende informatie dient te verschaffen omtrent de diensten en producten die zij aanbiedt. Indien het nettorendement van het aangebodene onzeker is, en indien de mogelijkheid aanwezig is dat de afnemer een schuld overhoudt, zal daarop nadrukkelijk gewezen moeten worden. Dit was ten tijde van het sluiten van de onderhavige overeenkomst ClickExtra neergelegd in art. 33 Nadere Regeling
 toezicht effectenverkeer 1999.
 
5.3.    Verder kan niet worden aanvaard dat een effecteninstelling vóór het inwerkingtreden van art. 28 van de toenmalige Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 op geen enkele manier gehouden was zich rekenschap te geven van de financiële omstandigheden, beleggingservaring en beleggingsdoelstellingen van haar (potentiële) cliënt Ook zonder dit voorschrift gold dat een effecteninstelling - als bij uitstek deskundig te achten dienstverlener -jegens haar particuliere, niet beroepshalve op het terrein van financiële instrumenten werkzame, cliënten tot een bijzondere zorgplicht gehouden was. De zorgvuldigheidseis bracht mee dat de effecteninstelling zich ervan diende te vergewissen of de dienstverlening die, of het product dat, de (potentiële) cliënt werd aangeboden in overeenstemming is met hetgeen de cliënt wenste te bereiken en - zeker indien het aangebodene tot financiële verplichtingen van de cliënt kon voeren - met diens financiële omstandigheden.
Voorts was ten tijde van het sluiten van zowel de overeenkomst GroeiVermogen als ClickExtra in art. 26 Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1995 bepaald dat een effecteninstelling, ook indien haar dienstverlening beperkt bleef tot het uitvoeren van door de cliënt op eigen initiatief uitdrukkelijk gegeven effectenorders, haar cliënt naar behoren moest informeren omtrent de specifieke risico's van de desbetreffende effectensoort.
Naar het oordeel van de Commissie is ook dit voorschrift te beschouwen als een uitwerking van de zo-even genoemde bijzondere zorgplicht van een effecteninstelling, welke zorgplicht ook bij het aanbieden van effectenleaseconstructies zoal de GroeiVermogen-overeenkomst, die neerkomen op beleggen met geleend geld, de gehoudenheid omvat de potentiële cliënt er nadrukkelijk op te wijzen dat het nettorendement van het aangeboden product onzeker is, en zich onder omstandigheden de mogelijkheid kan voordoen dat een schuld aan de aanbieder resteert.
 
5.4.    Aan beleggen met geleend geld zijn risico's verbonden. Er is in het algemeen de mogelijkheid dat de geleasde aandelen bij verkoop te weinig opbrengen om de lening in te lossen, zodat een schuld blijft bestaan. De aandelenleaseconstructie kent evenwel nog een ander nadeel. De rente die over het geleende bedrag wordt geheven en andere aan de constructie verbonden kosten brengen mee dat slechts bij beduidende koersstijgingen, gemeten over de volle looptijd van de effectenlease-overeenkomst, een rendement wordt behaald dat gunstiger is dan de rentevergoeding op een traditionele vorm van sparen. Dit geldt in het bijzonder voor de ef-fectenleaseproducten die X aan het publiek heeft aangeboden. Daarbij zijn premies in rekening gebracht voor (extra) uitkeringen die bij zekere koersstijgingen gedaan zouden worden. In enkele van deze leaseproducten is voorts, al dan niet verplicht, een premie begrepen voor de "0%-koersrisicoverzekering" die een eventuele waardedaling van de aandelen afdekte. Daarmee heeft X het meest in het oog springende risico van beleggen met geleend geld (het resteren van een schuld) weggenomen, maar het geheel van de in rekening gebrachte premies, naast de rente die over het geleende bedrag is berekend, maakt deze leaseconstructies tot een dure vorm van beleggen. De op de afnemer van het product gelegde kosten brengen mee dat deze zijn investering ook bij een beperkte koersdaling, en zelfs bij een beperkte koersstijging, geheel of ten dele kan verliezen. Aan deze effectenleaseconstructies is derhalve eigen, dat het nettorendement slechter kan zijn dan de rente op een simpele spaarvorm.
 
6.1.    Deze eigenschappen van de door X ontwikkelde effectenleaseproducten dienen in verband te worden gebracht met de navolgende omstandigheden.
a)      De onderhavige effectenleaseconstructie is een samengestelde overeenkomst en vertoont een complexiteit waardoor niet mag worden aangenomen dat de gemiddelde consument op eigen kracht zal doorgronden welke risico's er zijn, en welke nettorendementen werkelijk verwacht mogen worden.
b)      Als professionele financiële dienstverlener diende Bank Y, ook ten tijde van het aanbieden van het effectenleaseproduct, bedacht te zijn op de gerede mogelijkheid dat de koers van de aandelen, bemeten over de looptijd van de overeenkomst, een minder gunstig verloop zou hebben dan in de reclame-uitingen van X en Bank Y is gesuggereerd.
c)      Niettemin heeft Bank Y de effectenleaseproducten op wervende wijze onder de aandacht van het publiek gebracht, en ongevraagd bij bestaande cliënten aangeprezen.
d)      Bank Y diende zich bovendien te realiseren dat zij door het publiek, en zeker door haar eigen rekeninghouders, (nog altijd) werd gezien als een spaarbank, zodat de door haar aangeboden producten en diensten spoedig associaties zouden opwekken met spaarvormen.
 
6.2.    Naar het oordeel van de Commissie vloeit uit deze omstandigheden, samenhangend met de aard van de onderhavige effectenleaseproducten en de wijze waarop deze aan de man zijn gebracht, voort dat de Deelnemer aan het totstandkomen van de effectenleaseovereenkom-sten niet had mogen meewerken zonder Belanghebbende nadrukkelijk, in niet mis te verstane bewoordingen, te wijzen op de bijzondere risico's van beleggen met geleend geld - met name de mogelijkheid van een lager nettorendement dan met een spaartegoed kan worden behaald, de mogelijkheid dat het deelnamebedrag zelfs kan worden verspeeld, en, wat een aantal van de door X ontwikkelde effectenleaseproducten betreft, de mogelijkheid dat zonder de "0%-koers-risicoverzekering,, een schuld aan X overblijft - en zonder zich ervan te hebben vergewist dat de overeenkomst met haar denkbare consequenties in redelijke verhouding zou staan met Belanghebbendes financiële en overige persoonlijke omstandigheden en in overeenstemming was met de verwachting die Belanghebbende van haar investering koesterde.
De zo-even genoemde omstandigheden brengen bovendien - ook in het licht van art. 150 Rv -mee dat Bank Y dan wel de Deelnemer zodanige maatregelen had behoren te treffen dat zij later, in een daaromtrent gerezen geschil, zou kunnen aantonen zich naar behoren van deze voorlichtings- en vergewissingsverplichtingen te hebben gekweten. Daarin is de Deelnemer niet geslaagd.
 
6.3     De Commissie stelt vast dat X de bij de overeenkomst GroeiVermogen behorende
voorwaarden pas na ontvangst van de deelnameformulieren aan haar wederpartijen toezond. Vóór het tekenen en inleveren van de deelnameformulieren konden geïnteresseerden, voor zover de Commissie bekend, alleen kennisnemen van de bij de effectenleaseproducten behorende brochures, waarbij de Commissie overigens ook moet vaststellen dat de wijze waarop Bank Y deze producten aan de man heeft gebracht in een groot aantal gevallen meebracht dat de deelnameformulieren in één van haar vestigingen werden getekend zonder voorafgaande kennisneming van de brochure.
vervolg dossiernr: 06-46
 
6.4.    In het onderhavige geval acht de Commissie aannemelijk dat Belanghebbende nadat hij op een vestiging van Bank Y over het effectenleaseproduct heeft gesproken en op grond van de hem persoonlijk, mondeling verstrekte informatie, heeft besloten het deelnameformulier ter zake van de effectenlease-overeenkomst GroeiVermogen bij deze vestiging te ondertekenen. De Commissie acht eveneens aannemelijk dat Belanghebbende op 20 december 2000 het door X aan hem gezonden deelnameformulier ter zake van de overeenkomst ClickExtra heeft ondertekend, doch dit in overwegende mate heeft gedaan op basis van de hem door Deelnemers rechtsvoorganger Bank Y gedane mededelingen, omdat hij die overeenkomst als een logische voortzetting beschouwde van de eerdere overeenkomst waaromtrent de Deelnemer bepaalde verwachtingen had gewekt.
Zelfs indien het ervoor gehouden zou moeten worden dat Belanghebbende vóór deze momenten reeds kennis heeft genomen van de bij deze producten behorende brochures kan niet worden gezegd dat hij daardoor toereikend is voorgelicht omtrent de uit de contracten voortvloeiende risico's. De brochures bevatten geen nadrukkelijke waarschuwing, in duidelijke bewoordingen, voor de niet te verwaarlozen kans dat het nettorendement lager zal zijn dan de rente op een spaartegoed en dat het deelnamebedrag zelfs verloren zal gaan. Naar het oordeel van de Commissie behelst de brochure, voor zover het gaat om de overeenkomst "Groeivermogen" evenmin een voldoende indringende waarschuwing, in bewoordingen die voor een breed publiek bevattelijk zijn, dat zonder de "0%-koersrisicoverzekering" een schuld aan de aanbieder van het product kan resteren.
Verder heeft de Deelnemer niet aannemelijk gemaakt dat zijn betrokken medewerkers bij het geven van informatie in de persoonlijk contacten met Belanghebbende, duidelijker of indringender waarschuwingen voor de risico's en de mogelijkheid van een tegenvallend nettorendement hebben gegeven dan in de brochures besloten ligt.
 
6.5.    Bovendien diende Bank Y er rekening mee te houden dat Belanghebbende de nadrukkelijk tot hem gerichte aanprijzing van het effectenleaseproduct GroeiVermogen, nu die aanprijzing afkomstig was van een financiële dienstverlener, die minstens tot op zekere hoogte bekend was met Belanghebbendes financiële wensen en omstandigheden, zou opvatten als een op zijn persoon toegesneden advies, inhoudende dat het effectenleaseproduct naar het deskundig inzicht van Bank Y een voor Belanghebbende geschikte investering vormde. Aan een (kennelijk) adviserende uitlating van een deskundige dienstverlener mag de consument bijzondere betekenis toekennen. Daarom kan de Deelnemer Belanghebbende thans niet met vrucht tegenwerpen dat hij door nauwkeurige bestudering van de brochure had kunnen achterhalen dat het effectenleaseproduct niet zonder risico's was.
In verband met het gezag dat Belanghebbende aan de hem persoonlijk, mondeling, gegeven inlichtingen heeft kunnen toekennen kan de Deelnemer Belanghebbende nog minder tegenwerpen dat deze bij grondige bestudering van de overeenkomst GroeiVermogen en bijbehorende voorwaarden, die hem na de inlevering van de getekende deelnameformulier zijn toegezonden, had kunnen vaststellen wat de overeenkomst precies inhield en welke risico's daaraan verbonden waren. Van Belanghebbende kon, gelet op de wijze waarop hij ertoe is gebracht de overeenkomst GroeiVermogen aan te gaan, niet worden verlangd dat hij de nadien toegezonden bescheiden zou gebruiken om na te gaan of de eerder verstrekte informatie wel juist en volledig
was. Het voorgaande geldt eveneens ten aanzien van de overeenkomst ClickExtra, zoals door de Commissie hiervoor reeds is geoordeeld.
 
7.1.    Het vorenstaande voert de Commissie tot de feitelijke vaststelling dat Belanghebbende zowel de overeenkomst GroeiVermogen als ClickExtra is aangegaan omdat hij door tekortschietende voorlichting van Bank Y, Deelnemers rechtsvoorganger, in de veronderstelling is gebracht dat zijn investering niet verloren kon gaan en daarop een rendement viel te verwachten tenminste gelijk aan de rente op een spaartegoed, terwijl deze onjuiste veronderstelling niet (tijdig) is gecorrigeerd doordat Bank Y dan wel de Deelnemer heeft nagelaten te verifiëren of het sluiten van de overeenkomsten in overeenstemming was met Belanghebbendes financiële en overige persoonlijke omstandigheden en met zijn verwachtingen van de aangeboden producten.
 
7.2.    Met betrekking tot het sluiten van de overeenkomst GroeiVermogen heeft Bank Y, Deelnemers rechtsvoorganger, derhalve niet gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend effectenadviseur moet worden verwacht. Het voorgaande geldt eveneens voor de Deelnemer ter zake het sluiten van de overeenkomst ClickExtra. Het is aannemelijk dat Belanghebbende de overeenkomsten niet zou zijn aangegaan indien zij omtrent de aard en risico's daarvan behoorlijk zou zijn geïnformeerd. Het nadeel dat Belanghebbende, nu vaststaat dat de overeenkomst GroeiVermogen is beëindigd en is omgezet in een overeenkomst ClickExtra, door het aangaan van laatstgenoemde overeenkomst heeft geleden, te berekenen als hierna vermeld, komt voor vergoeding in aanmerking.
 
8.1.    De door Deelnemer te vergoeden schade bestaat uit het positieve verschil tussen alle betalingen die Belanghebbende tot 31 januari 2006 aan X heeft verricht ter zake de overeenkomsten GroeiVermogen en ClickExtra èn hetgeen Belanghebbende na beëindiging heeft ontvangen, te berekenen door de Deelnemer. Op dit saldo mag de Deelnemer in mindering brengen € 929,12 zijnde 10% van het bedrag waarvoor bij aanvang van de ClickExtra-overeen-komst Garantiecertificaten zijn aangekocht, daar Belanghebbende heeft erkend dat zij zich bij het sluiten van die overeenkomst bewust was van een risico tot dit percentage.
De Commissie ziet geen aanleiding voor vergoeding voor gemiste creditrente over dit bedrag, omdat die kan worden geacht te zijn gecompenseerd door de mogelijkheid betaalde rente van het belastbaar inkomen af te trekken. Belanghebbende heeft, ofschoon zij kennis heeft kunnen nemen van Deelnemers stelling betreffende het mogelijke belastingvoordeel, niet aannemelijk gemaakt dat die mogelijkheid niet Ikon worden benut.
Eventuele beperkingen in deze mogelijkheid tot aftrek in verband met het overschrijden van het bij wet gestelde maximum ten gevolge van het afsluiten van meerdere contracten laat de Commissie voor rekening van Belanghebbende.
 
8.2.    De Commissie zal daarom bepalen dat de Deelnemer Belanghebbende het hiervoor bedoelde door de Deelnemer te berekenen bedrag moet terugbetalen. Hierover dient rente te worden vergoed als in het dictum bepaald.
Voorts dient de Deelnemer aan Belanghebbende de door deze voldane bijdrage in de kosten
van behandeling van deze klacht ad € 125 te vergoeden.
 
8.3.    Het meer of anders gevorderde dient te worden afgewezen.
 
UITSPRAAK
 
De Commissie stelt het bindend advies vast dat de Deelnemer binnen één maand na de dag van verzending aan partijen van een afschrift van dit bindend advies aan Belanghebbende vergoedt, het positieve verschil tussen alle betalingen die Belanghebbende tot 31 januari 2006 aan X heeft verricht ter zake de overeenkomsten GroeiVermogen en ClickExtra èn hetgeen Belanghebbende na beëindiging heeft ontvangen, te berekenen door de Deelnemer, verminderd met € 929,12, dit saldo te vermeerderen met rente gelijk aan de wettelijke rente, ingaande op de dag waarop de klacht bij de Deelnemer is ingediend en tot aan de dag van algehele voldoening, en verder te vermeerderen met de door Belanghebbende betaalde bijdrage in de kosten van behandeling van deze klacht ad €125.
 
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
 
Deze uitspraak is op  11 juli 2007 tot stand gekomen met inachtneming van de bepalingen
van het Reglement. Zij is gegeven door mr J. Wortel, voorzitter, mr P J.L.M. Bartholomeus en drs L.B. Lauwaars RA, leden, terwijl mr F.L.N. Tahalele als secretaris fungeerde.
 

In artikel 6 Reglement van Beroep (zie bijlage) is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Klachtencommissie bij de Commissie van Beroep. Daarbij geldt een termijn van één maand na dagtekening van deze uitspraak.