Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Rolnummer: 816957 / DX EXPL 06-3318
Vonnis van: 31 oktober 2007
F.no.: 587
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
1. [X]
nader te noemen [X], en
2. [Y],
nader te noemen [Y],
gezamenlijk nader te noemen [X] c.s.,
beiden wonende te [woonplaats],
e i s e r s in conventie, v e r w e e r d e r s in reconventie,
gemachtigde: mr. F.A. van de Kasteele,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te Amsterdam,
g e d a a g d e in conventie, e i s e r e s in reconventie,
gemachtigde: dw. P. Swier.
 
Procedure
 
Het volgende processtuk is ingediend:
-      de dagvaarding van 28 september 2005, met producties.
 
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 23 november 2005 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
 
Nadat [X] c.s. een akte hervatting geding ex artikel 227 Rv hadden ingediend en Dexia een antwoordakte had genomen is de incidentele vordering van [X] c.s. bij incidenteel vonnis van 24 mei 2006 afgewezen.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam hebben [X] c.s. een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid
Burgerlijk Wetboek (BW), waarin zij verklaren niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
 
Vervolgens is ingediend:
-      de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, van Dexia, met producties.
 
Bij tussenvonnis van 11 april 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2007.
Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt.
Voorafgaand aan deze comparitie is door [X] c.s. per brief van 22 juni 2007 een aanvullend stuk ingediend.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
Indeling van het vonnis
 
1.          Feiten
2.          Vorderingen [X] c.s. in conventie
3.          Standpunten [X] c.s.
4.          Standpunten Dexia
5.          Vorderingen Dexia in reconventie
6.          Verweer in reconventie
7.          Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie.
 
1.     Feiten
 
In conventie en in reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.   Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2.   [Y] was bij het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomst gehuwd met [X].
 
1.3.   Op of omstreeks 24 juni 1999 heeft [X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam WinstVerDriedubbelaar waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de lease-overeenkomst). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 74211127 voor een periode van 36 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 11.665,08 aandelen leaset en dat [X] maandelijkse termijnen van telkens € 67,99 verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 14.112,65, waarin begrepen € 2.447,57 rente.
 
1.4.   Op of omstreeks 26 juni 2002 is [X] met Dexia overeengekomen de lease-overeenkomst voor een periode van 36 maanden te verlengen. [X] was sedertdien maandelijkse termijnen van telkens € 68,05 verschuldigd.
3
 
1.5.   [X] heeft, volgens de hem door Dexia toegezonden jaaroverzichten 1999 tot en met 2005, ter zake van de lease-overeenkomst in totaal aan Dexia betaald € 4.897,38.
 
1.6.   Op 23 juni 2005 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [X] nog verschuldigd was €3.795,13, waarvan € 113,43 aan achterstallige termijnbetalingen en € 11.619,70 aan restant hoofdsom.
 
1.7.   [X] heeft uit hoofde van de lease-overeenkomst van Dexia € 854,34 aan dividend ontvangen.
 
1.8.   [Y] heeft aan [X] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de leaseovereenkomst noch voor het verlengen daarvan.
 
1.9.   Bij brief van 10 juni 2005 heeft [Y], voor zover hier van belang, aan Dexia geschreven:

Langs deze weg wil ik u kenbaar maken dat de overeenkomst WinstVerDriedubbelaar met contractnummer 7411127 alleen door mijn echtgenoot de heer [X] is ondertekend.

Aangezien mijn handtekening op de overeenkomst ontbreekt wil ik op basis van Artikel 1:88 Burgerlijk Wetboek (meetekenen door de partner) vernietiging van de overeenkomst inroepen.

Gaarne van u vernemend (...).
 
1.10.  Bij brief van 15 juli 2005 hebben [X] en [Y], voor zover hier van belang, aan Dexia geschreven:

Op grond van het bovenstaande verzoek ik, echtgenote, mede ondergetekende, u dan ook thans per direct - en voor zover nodig sommeer ik u - over te gaan. om de door mijn echtgenoot betaalde termijnen (...) vermeerderd met de wettelijke rente, terug te storten (...).

Mocht de desbetreffende betaling niet binnen 21 dagen na heden van u zijn ontvangen, dan zullen wij uw bank aansprakelijk houden voor alle kosten en gevolgen die hieruit voortvloeien en de benodigde juridische stappen ondernemen.
 
2.     Vorderingen [X] c.s. in conventie
 
[X] c.s. vorderen bij vonnis voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
 
(a) primair: voor recht te verklaren dat de tussen partijen gesloten overeenkomst nietig is;
 
(b) subsidiair: voor recht te verklaren dat de tussen partijen gesloten overeenkomst vernietigd is;
 
(c) meer subsidiair: de tussen partijen gesloten overeenkomst te vernietigen;
 
(d) voor recht te verklaren dat Dexia toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst alsmede/dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens [X] dan wel tevens jegens [Y] en uit hoofde van de wanprestatie en/of uit hoofde van de onrechtmatige daad, aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade jegens [X] dan wel tevens jegens [Y];
 
(e) Dexia te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan [X] dan wel tevens aan [Y];
 
(f) voor recht te verklaren dat bij toewijzing van de onder d genoemde verklaring voor recht en bij toewijzing van de vordering onder e de vergoeding van de schade door Dexia moet worden berekend conform de navolgende lijnen:
 
- kwijtschelding van een eventuele restschuld aan het einde van de looptijd van de effecten leaseovereenkomst;
- terugbetaling van de som van de gedurende de looptijd van de effectenlease-overeenkomst betaalde maandtermijnen;
- vergoeding van de wettelijke rente over de hiervoor bedoelde maandtermijnen, zulks vanaf de datum van betaling van de respectievelijke maandtermijnen;
 
(g) te bepalen dat Dexia de registratie bij het BKR opheft, althans dat Dexia bij het BKR een melding doet dat van een restschuld geen sprake (meer) is;
 
(h) Dexia te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, tot de dagvaarding bedragende € 714,00, welke zijn berekend in overeenstemming met de aanbevelingen zoals verwoord in het rapport van de werkgroep van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak inzake buitengerechtelijke kosten (Rapport Voorwerk II);
 
(i) Dexia te veroordelen in de kosten van deze procedure.
 
3.     Standpunten [X] c.s.
 
3.1.   [X] c.s. stellen Afnemer en Echtgenoot stellen dat de lease-overeenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A: 1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus de toestemming behoefde van [Y] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [Y] deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft [Y] de overeenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen.
[X] c.s. leggen voorts aan hun vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat [X] door toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), en/of onrechtmatig heeft gehandeld.
 
3.2.   Volgens [X] c.s. is Dexia aansprakelijk voor de door [X] geleden schade. De schade bestaat volgens [X] c.s. uit alle financiλle gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomst, althans uit de reeds door [X] betaalde bedragen, waarbij [X] c.s. tevens aanspraak maken op buitengerechtelijke kosten.
 
3.3.   Voor zover de vorderingen zijn ingesteld door [Y] zijn deze gebaseerd op artikel 1:89 lid 5 BW.
 
3.4.   Volgens Afnemer en Echtgenoot is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen ingaande de dag van betaling.
 
4.     Standpunten Dexia
 
4.1.   Dexia betwist de vorderingen van [X] c.s. en voert - kort gezegd - aan dat de leaseovereenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop.
 
4.2.   Voorts voert Dexia aan dat geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel
1:89 BW omdat - kort gezegd - artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner de in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [Y] dit ook gedaan heeft. Voorts is het recht om de lease-overeenkomst op deze grond te vernietigen volgens Dexia verjaard. Dexia beroept zich tenslotte op het bepaalde in artikel 6:278 BW.
 
4.3.   Dexia betwist dat de lease-overeenkomst door dwaling tot stand is gekomen, dat zij
tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en) of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de lease-overeenkomst over alle relevante informatie.
 
4.4.   Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
 
5.     Vorderingen Dexia in (voorwaardelijke) reconventie
 
Dexia vordert [X] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling aan haar van € 3.795,13, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, vermeerderd met de rente en kosten, stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomst.
 
6.     Verweer in reconventie
 
Onder verwijzing naar het debat in conventie voeren [X] c.s. naar aanleiding van de tegenvordering van Dexia aan dat [X] niet in verzuim is nu de lease-overeenkomst op goede gronden buitengerechtelijk is vernietigd, dan wel vernietigd dient te worden.
 
7.     Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie
 
7.1.   In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
 
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
artikel 1:88/l :89 BW (rov 8.2).
 
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dan neer op het volgende.
 
Huurkoop; bevoegdheid en artikel 1:88/1:89
 
7.2.   Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
7.3.   Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomst van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden geven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
 
7.4.   De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar.
De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische
kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). Nu Dexia stelt dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW verjaard is, ligt de bewijslast daarvan bij Dexia. De stelling van Dexia dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet, moge in veel gevallen juist zijn maar is onvoldoende om deze bekendheid ook aan te nemen in gevallen waarin die bekendheid gemotiveerd wordt betwist. Aan deze eis van gemotiveerde betwisting hebben [X] c.s. voldaan, doordat zij gesteld hebben dat zij altijd gescheiden rekeningen hebben gehad (waarbij [Y] de kosten van levensonderhoud voldeed) en dat [Y] pas kennis heeft genomen van het bestaan van de lease-overeenkomst nadat zij (op 11 juli 2002) mede houder was geworden van de rekening waarvan de maandelijkse termijnen werden afgeschreven; [X] c.s. hebben (een deel van) deze stellingen met bewijsstukken onderbouwd.
 
7.5.   In dit licht heeft Dexia haar stelling dat [Y] de overeenkomst na het verstrijken van de verjaringstermijn heeft vernietigd, onvoldoende met feiten onderbouwd, zodat die stelling gepasseerd dient te worden en er geen aanleiding is Dexia terzake tot bewijs toe te laten. Er moet derhalve van worden uitgegaan dat [Y] de lease-overeenkomst tijdig heeft vernietigd. Dientengevolge dienen alle betalingen van [X] aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [X] ter zake van die overeenkomst van Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde dividenden. Het gaat om € 4.897,38 - € 854,34 = € 4.043,04.
 
7.6.   Het beroep van Dexia op het bepaalde in artikel 6:278 BW wordt verworpen.
 
Wettelijke rente
 
7.7.   De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het in 7.5 bedoelde saldo van de door Dexia te restitueren betalingen vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment waarop de door [Y] in haar 1.10 bedoelde brief genoemde betalingstermijn verstreek, derhalve vanaf 5 augustus 2005.
 
Buitengerechtelijke kosten
 
7.8.   De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak.
 
BKR-registratie
 
7.9.   Nu [X] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking de melding worden toegewezen.
Tot slot in conventie
 
7.10.  De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer. De subsidiaire vordering is slechts toewijsbaar in die zin dat de tussen [X] en Dexia gesloten overeenkomst vernietigd is; [Y] is bij die overeenkomst immers geen partij.
 
Vordering in reconventie
 
7.11.  Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen.
 
Proceskosten
 
7.12.  Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie.
7
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
-      verklaart voor recht dat de tussen [X] en Dexia gesloten overeenkomst vernietigd is;
 
-      veroordeelt Dexia om aan [X] c.s. te betalen € € 4.043,04, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 5 augustus 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
 

-      veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [X] c.s. gevallen tot on heden begroot op:
voor verschuldigd griffierecht               €  103,00
voor het exploot van dagvaarding         €    85,60
voor salaris van gemachtigde               €   400,00
In totaal                                          €   588,60
 
-      veroordeelt Dexia aan het Bureau Kredietregistratie te Tiel te melden dat van een restschuld geen sprake (meer) is;
 
-      verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
-      wijst af het meer en anders gevorderde;
 
in reconventie
 
-      wijst de vordering af;
 
-      veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van eisers gevallen tot op heden begroot op € 200,00.
 
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL