t e g e n:
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen Dexia
gemachtigde: mr. G.P. Roth
VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij vonnis d.d. 26 mei 2005 heeft de kantonrechter de
incidentele vordering van Dexia afgewezen en de hoofdzaak verwezen naar de
terechtzitting van 23 juni 2005 voor het nemen van een conclusie van antwoord
door Dexia. Dat heeft Dexia op 18 augustus 2005 gedaan onder de overlegging van
bewijsstukken. Vervolgens hebben eisers nog gerepliceerd en heeft Dexia
gedupliceerd.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Overgenomen wordt wat overwogen is in het
vonnis d.d. 26 mei 2005. De kantonrechter blijft daarbij.
Feiten en
omstandigheden
2. Vaststaan de volgende feiten en
omstandigheden:
1.1. [X] heeft met schriftelijke toestemming van zijn
echtgenote op 23 december 1998 met de rechtsvoorgangster van Dexia, hierna te
noemen de Bank, de in overweging 3 van het vonnis d.d. 26 mei 2005 genoemde
aandelenlease-overeenkomst gesloten onder de voorwaarden, vermeld in het
contract van deze partijen met contractnummer [nummer];
1.2. daarbij "leaste" [X] van de Bank voor de tijd
van 15 jaar de in het contract genoemde aandelen tegen een totaalbedrag van fl.
795.722,94, welke door hem als volgt voldaan moest
worden:
- fl. 2.802,05 in 180 gelijke maandelijkse
termijnen vanaf de aankoopdag van de aandelen;
- fl.
100,- op of omstreeks de 179e maand;
- fl.
291.254,30, zijnde het aankoopbedrag van de aandelen, aan het einde van de
lease-overeenkomst.
1.3. ingevolge artikel 3 van het contract kon [X]
de lease-overeenkomst na 60 maanden dagelijks met onmiddellijke ingang zonder
annuleringskosten beëindigen onder betaling of verrekening van de
hoofdsom;
1.4. bij ongedateerd beëindigingsformulier van
Dexia heeft [X] aan Dexia verzocht de lease-overeenkomst te beëindigen en de
"onderliggende waarden" te verkopen. In dat formulier stond:
"Een eventueel negatief saldo zal na ontvangst van
de eindafrekening door mij voldaan worden op het op de eindafrekening vermelde
rekeningnummer van Dexia Bank Nederland N. V. Ik verzoek u een eventueel
positief saldo over te boeken naar het bij u bekende
rekeningnummer.
Door ondertekening van dit formulier verklaar ik op
de hoogte te zijn van de contractuele voorwaarden met betrekking tot de
beëindiging van bovengenoemde overeenkomst. Indien het verschil tussen de
opbrengt van de verkoop en de (restant) hoofdsom negatief is, ben ik mij ervan
bewust dat ik dit verschil moet bijbetalen. Ik ben mij er ook van bewust dat ik
de resterende maandtermijnen, behoudens een eventuele (van overeenkomstige
toepassing verklaarde wettelijk geregelde) korting, dien te betalen als ik de
overeenkomst voor het einde van de boetelooptijd beëindig. Ik heb mij op de
hoogte gesteld van de actuele waarde van bovengenoemde
overeenkomst".
1.5. de lease-overeenkomst van [X] en de Bank is
tussentijds op 3 februari 2004 beëindigd, waarbij de geleaste aandelen zijn
verkocht en het restant van de schuld met de opbrengst daarvan verrekend is,
waarna een restschuld overbleef van € 50.587,85 die door f is voldaan.
1.6. blijkens een door Dexia overgelegd
aanmeldingsformulier, gedateerd 18 april 2004, heeft [X] haar zogenaamde
Dexia Aanbod van 13 maart 2003 met toestemming van zijn echtgenote aanvaard. In
dit aanmeldingsformulier staat:
"Door ondertekening van dit formulier, dat voor
zoveel nodig geldt als een akte, ga ik met Dexia Bank Nederland N. V. de
Overeenkomst Dexia Aanbod aan. De volledige tekst van de Overeenkomst Dexia
Aanbod als opgenomen bij de Juridische Documenten Dexia Aanbod moet, voor zoveel
nodig, geacht worden volledig in dit aanmeldingsformulier te zijn ingelast en
herhaald";
1.7. het Dexia Aanbod hield in dat cliënten die
bij de afloop van hun effecten leaseovereenkomst geconfronteerd werden met
een nadelig saldo een aantal (extra) mogelijkheden kregen om de restschuld af te
betalen, waartegenover zij afstand deden van alle jegens Dexia gepretendeerde
rechten;
1.8. [Y] en [Z] hebben op 30 maart 1999 met de
rechtsvoorgangster van Dexia, hierna te noemen de Bank, de in overweging 3 van
het vonnis d.d. 26 mei 2005 genoemde aandelenlease-overeenkomsten gesloten onder
de voorwaarden, vermeld in de contracten van partijen met contractnummer
[nummer], respectievelijk contractnummer [nummer]; volgens de contracten waren
[Y] en [Z] ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten woonachtig aan de
[plaats].
1.9. daarbij "leaste" elk van hen van de Bank voor de
tijd van 20 jaar de in de contracten genoemde aandelen tegen een totaalbedrag
van fl. 119.942,29, dat door elk van hen in 240 gelijke maandelijkse termijnen,
elk groot fl. 499,76 (€ 226,78), voldaan moest worden vanaf de eerste van de
maand volgend op de aankoopdag van de aandelen;
1.10. ingevolge artikel 3 van de contracten konden [Y]
en [Z] de leaseovereenkomsten na 60 maanden dagelijks met
onmiddellijke ingang zonder annuleringskosten beëindigen onder betaling of
verrekening van de restanthoofdsom;
1.11. bij een ongedateerd beëindigingsformulier van
Dexia heeft [Y] aan Dexia verzocht haar lease-overeenkomst te beëindigen en de
"onderliggende waarden" te verkopen. Dat formulier was hetzelfde als het door
[Z] ondertekende, ongedateerde beëindigingsformulier. Ook [Z] heeft door middel
van zo'n beëindigingsformulier van de mogelijkheid gebruik gemaakt om de met de
Bank gesloten lease-overeenkomst na vijf jaar tussentijds te
beëindigen;
1.12. de lease-overeenkomsten met [Y] en [Z] zijn
tussentijds op 28 april 2004 beëindigd, waarbij de geleaste aandelen zijn
verkocht en het restant van de schulden met de opbrengst daarvan zijn verrekend,
waarna ieder van hen een restschuld overhield van € 6.771,21, die door ieder van
hen aan Dexia is voldaan;
1.13. eisers hebben de door hen over de eerste 60
maanden verschuldigde termijnen bij vooruitbetaling aan de Bank voldaan; tijdens
de duur van de overeenkomsten zijn aan eisers dividenden door de Bank
uitgekeerd, aan [X] in totaal € 17.352,02 en aan [Y] en [Z] elk een bedrag
van in totaal € 2.913,41;
1.14. bij brief d.d. 22 juni 2005 van hun gemachtigde
hebben [Y] en [Z] een beroep gedaan op de nietigheid van de door hen gesloten
overeenkomsten wegens strijd met de Wet op het Consumentenkrediet;
1.15. de overeenkomsten met de Bank hebben eisers
gesloten via Spaarselect;
1.16. In 1997 begon [X] een
eigen onderneming in [plaats] als franchisenemer van MacDonalds. Ook [Y] is een
zelfstandige ondernemer.
Standpunt van
partijen
2. Eisers vorderen de door hen bij het einde
van de overeenkomsten betaalde restantschulden en de door hen op grond van de
overeenkomsten betaalde termijnen van Dexia terug, primair als schadevergoeding
wegens wanprestatie c.q. onrechtmatige daad, subsidiair uit hoofde van
onverschuldigde betaling.
3. Kort gezegd leggen eisers aan hun
vordering het volgende ten grondslag. De Bank had hen bij monde van Spaarselect
voor wiens handelen en nalaten de Bank aansprakelijk is, zeer winstgevende
overeenkomsten met grote dividenden en aanzienlijke winsten voorspeld en hen
voorgehouden dat er geen enkel risico was. Zij zijn door de media op de hoogte
geraakt van de daadwerkelijke aard van de producten. Navraag bij de Bank leerde
hen dat er terzake van hun contracten inderdaad sprake was van een aanzienlijke
restschuld.
4. Bij dagvaarding hebben eisers gesteld ter
beperking van hun schade de overeenkomsten met Dexia beëindigd te hebben. Bij
repliek hebben eisers gesteld dat zij in de veronderstelling verkeerden dat zij
een overeenkomst voor vijf jaar gesloten hadden. Als zij geweten hadden dat het
voor een veel langere termijn was, hadden zij de overeenkomsten nooit gesloten.
Zij waren niet in staat na vijf jaar de termijnen nog te betalen. Er was voor
hen geen andere mogelijkheid dan de overeenkomsten zo spoedig mogelijk te
beëindigen.
5. De Bank heeft volgens eisers onrechtmatig
jegens hen gehandeld door als bank haar wettelijke zorgplichten jegens hen als
haar klanten niet na te komen. Zij heeft aan haar verplichting tot
informatieverstrekking en haar plicht tot onderzoek naar hen als klanten niet
voldaan. De Bank heeft wanprestatie gepleegd in haar contractuele relaties met
eisers, die gekenmerkt moeten worden als overeenkomsten van opdracht. Zij had
daarbij de taak van adviseur van eisers met wie een vertrouwensrelatie bestond.
Daarbij golden ook bedoelde informatie- en zorgplichten waaraan de Bank niet
heeft voldaan.
6. Eisers doen meer subsidiair een beroep op
vernietiging van de met de Bank gesloten overeenkomsten op grond van dwaling.
Het was aan hen niet bekend en voor hen ook niet kenbaar dat er sprake was van
beleggen met geleend geld en dat er aan het beleggen met geleend geld
aanzienlijke risico's verbonden waren. De Bank had zich ervan behoren te
vergewissen dat eisers hiermee wel bekend waren.
7. Bij repliek hebben eisers ook nog de
overeenkomsten met een beroep op misbruik van omstandigheden vernietigd. Het
misbruik van omstandigheden bestond hieruit dat de Bank had moeten begrijpen dat
eisers volstrekt onervaren op het gebied van beleggen waren. Het doel van eisers
met de overeenkomsten was, niet speculatie met aandelen, maar het creëren van
een oudedagsvoorziening, risicovermindering terzake het inkomen uit de eigen
onderneming en een voorziening voor de studiekosten van de kinderen. Gezien deze
doelstellingen was het sluiten van de aandelenlease-overeenkomsten
onverantwoord. Hadden eisers van de werking en de risico's van de overeenkomsten
geweten, dan waren zij de overeenkomsten nooit aangegaan. Op de Bank rustte
onder deze omstandigheden de verplichting hen van het sluiten van de
overeenkomsten te weerhouden, althans niet te bevorderen, zoals zij mede door
Spaarselect heeft gedaan.
8. Bij repliek hebben [Y] en [Z] nog
aangevoerd dat de met hen gesloten overeenkomsten, overeenkomsten zijn in de zin
van de Wet op het Consumentenkrediet. Tijdens het aangaan van de overeenkomsten
beschikte Dexia niet over een vergunning als bedoeld in artikel 9 van deze wet,
waardoor de met hen gesloten overeenkomsten nietig zijn.
9. [X] heeft bij dagvaarding ontkend dat hij het Dexia Aanbod
had aanvaard. Bij repliek heeft hij bestreden dat de Bank ter afwering van zijn
vordering zich kan beroepen op het feit dat hij haar Dexia Aanbod aanvaardde.
Kort nadat hij het aanvaardingsformulier had geretourneerd, besloot hij het
aanbod toch niet te willen accepteren, maar om evenals [Y] en [Z] de
overeenkomsten in één keer af te kopen. Hij heeft dit aan Dexia meegedeeld en
die ging daarmee akkoord, In onderling overleg is de overeenkomst inhoudende
aanvaarding van het Dexia-aanbod aldus doorgehaald. De aan aanvaarding van het
Dexia-aanbod verbonden voorwaarden, zijn dus voor hem niet van
toepassing.
10. De Bank voert gemotiveerd verweer tegen de vordering
van eisers. Zij bestrijdt dat er sprake is geweest van een wilsgebrek, waardoor
eisers gerechtigd waren de overeenkomsten te vernietigen. De Wet op het
Consumentenkrediet is op de overeenkomsten met [Y] en [Z] niet van
toepassing.
11. De Bank betwist voorts dat zij jegens eisers
onrechtmatig gehandeld heeft c.q. wanprestatie gepleegd heeft. Het eventuele
handelen of nalaten van Spaarselect kan aan de Bank niet toegerekend
worden.
12. Door aanvaarding van het Dexia Aanbod kwam tussen
[X] en Dexia een vaststellingsovereenkomst tot stand op grond waarvan [X]
afstand van zijn recht gedaan heeft om in deze nog tegen haar te ageren. De Bank
bestrijdt dat met instemming van haar de vaststellingsovereenkomst geannuleerd
is, nadat [X] het Dexia Aanbod geaccepteerd had.
Beoordeling
13. In het midden wordt gelaten, of [X] en Dexia nader
overeen kwamen de vaststellingsovereenkomst die door de aanmelding door [X] voor
het Dexia Aanbod totstand kwam, te annuleren, zoals [X] stelt en Dexia
bestrijdt. Ook al is die overeenkomst niet geannuleerd, dan is zeer de vraag of
die overeenkomst in het licht van de tussentijdse beëindiging van de
aandefenlease-overeenkomst op 3 februari 2004 nog relevant is. Het
aanmeldingsformulier, waarbij [X] sub 1 het Dexia Aanbod aanvaardde, is
gedateerd 18 april 2004. De overeenkomst die door de aanvaarding van dit aanbod
totstand kwam, hield een regeling in die alleen relevant was voor het geval de
overeenkomst niet tussentijds beëindigd zou worden.
14. De Wet op het Consumentenkrediet, zoals deze gold
vanaf 1 januari 1992 tot 31 januari 2001, was niet van toepassing op de
aandelenlease-overeenkomsten, zoals eisers deze met de Bank gesloten hadden. Het
beroep wat [Y] en [Z] op deze wet ter staving van hun vorderingen gedaan hebben,
gaat dus niet op.
15. Zoals in het tussenvonnis d.d. 26 mei 2005 beslist
is, waren de overeenkomsten van partijen huurkoopovereenkomsten. Voor zover
eisers hun vorderingen mede onderbouwd hebben door te stellen dat er sprake is
geweest van overeenkomsten van opdracht die door de Bank niet goed uitgevoerd
zijn, gaat die onderbouwing niet op.
16. Het beroep van eisers op de nietigheid van de
overeenkomsten wegens dwaling in de zin van artikel 228 lid 1 onder a en / of
onder b van het Burgerlijk Wetboek gaat op, als eisers de overeenkomsten onder
invloed van een dergelijke dwaling zijn aangegaan en zij bij een juiste
voorstelling van zaken de overeenkomst niet, althans niet onder dezelfde
voorwaarden, zouden hebben gesloten.
17. De dwaling van eisers heeft blijkens hun stellingen
met name hieruit bestaan dat het hen niet bekend was dat zij met de Bank
overeenkomsten voor langere duur dan vijf jaar sloten, waarbij er sprake was van
beleggen met geleend geld en dat zij ook niet wisten dar er aanzienlijke
risico's verbonden waren aan het beleggen met geleend geld. Zij zijn door
Spaarselect en de Bank hiervan niet voldoende op de hoogte gesteld.
18. Eisers stellen dat zij alleen de door hen
ondertekende contracten onder ogen gekregen hebben en dus geen folders of
reclamemateriaal over effectenleaseproducten van de Bank, zodat zij door
dergelijk materiaal niet in verwarring gebracht kunnen zijn. Eisers moeten naar
eigen zeggen aangemerkt worden als niet terzake deskundigen.Van niet terzake
deskundigen mocht de Bank echter verwachten dat zij in beginsel het hen
beschikbaar gestelde materiaal, in casu dus de contracten, met de nodige
nauwlettendheid zouden bestuderen en zich van de inhoud daarvan rekenschap
zouden geven, zoals dat van elke niet terzake deskundige, doch aandachtige en
oplettende consument verwacht mag worden.
19. Veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat het
handelen en nalaten van Spaarselect in deze aan de Bank moet worden toegerekend.
Als juist zou zijn, wat eisers beweren over wat hen door Spaarselect op de mouw
gespeld zou zijn, dan blijft dat eisers na nauwlettende bestudering en
kennisneming van de contracten in redelijkheid niet konden dwalen over de aard
en de duur van de overeenkomsten en de daaraan verbonden lasten en risico's voor
hen.
20. Op de door eisers ondertekende contracten staan toch
heel duidelijk vermeld de duur van de overeenkomsten, de vier soorten aandelen
die voor hen waren gekocht, de hoeveelheid aandelen, de aankoopkoersen en de
totale aankoopsommen alsmede een uitsplitsing van de overeengekomen leasesommen
in de posten aankoopbedragen voor de aandelen, de administratiekosten, de totaal
te betalen rente tijdens de looptijd van de overeenkomst met het verschuldigde
rentepercentage, [X] en [Y] waren zelfstandige ondernemers.
[Z] woonde bij de
ondertekening van het contact op hetzelfde adres als [Y] en zij beiden
sloten precies dezelfde contracten af, zodat mede gelet op de door hen gestelde
bedoeling met de contracten, aangenomen wordt dat zij levenspartners zijn.
Eisers betaalden de termijnen die zij op grond van de overeenkomsten de eerste
vijf jaar verschuldigd waren, bij vooruitbetaling.
21. De stelling van eisers dat zij bij het aangaan van
de overeenkomsten er vanuit gingen dat het overeenkomsten voor vijf jaar waren
en dat zij niet wisten dat er sprake was van beleggen met geleend geld en het
hen niet bekend was dat aan het beleggen met geleend geld aanzienlijke risico's
verbonden zijn, is dan ook volstrekt ongeloofwaardig. Als eisers inderdaad
gedwaald hebben, zoals zij stellen, kunnen zij dat enkel en alleen aan zichzelf
verwijten.
22. Eisers hebben ook gesteld dat de overeenkomsten met
hen door misbruik van omstandigheden tot stand gekomen zijn. Op grond daarvan
hebben zij overeenkomsten bij repliek vernietigd. Dat primaire verweer gaat niet
op. Uit de vaststaande feiten volgt niet dat Spaarselect en / of de Bank eisers
willens en wetens misleid heeft c.q. hebben en evenmin dat Spaarselect en / of
de Bank wist(en) of had(den) moeten begrijpen dat eisers door bijzondere
omstandigheden bewogen werden tot het sluiten van de overeenkomst.
23. De overeenkomsten met eisers waren dus rechtsgeldig,
op het tijdstip dat deze vijf jaar na aanvang van de overeenkomsten op
initiatief van eisers - zonder dat daarbij door hen enig voorbehoud met
betrekking tot mogelijke aanspraken op de Bank gemaakt is - beëindigd
zijn.
24. De vraag of de Bank wel onrechtmatig jegens eisers
gehandeld heeft dan wel jegens hen verwijtbaar tekortgeschoten is in de nakoming
van haar verplichtingen, moet ontkennend beantwoord worden in het licht van het
hiervoor overwogene en gelet op de aard en de inhoud van de overeenkomsten. Voor
[Y] en [Z] bestond er geen enkel risico dat zij aan het einde van de
overeenkomsten nog iets zouden behoeven bij te betalen. Het recht dat alle drie
de partijen hadden om na vijf jaar "dagelijks" eenzijdig de overeenkomsten
tussentijds te beëindigen, gaf hen de mogelijkheid om na afloop van die periode
van vijf jaar "dagelijks" een afweging te maken, of zij hun geld verder nog aan
de verwerving van de voor hen aangekochte aandelen zouden blijven besteden of er
uit zouden stappen en het dan bestaande verlies dan wel de dan bestaande winst
te nemen.
25. Zou vorenstaande vraag anders beantwoord zijn, dan
zouden eisers daaraan toch geen aanspraak op vergoeding van de door hen geleden
schade hebben kunnen ontlenen, nu zijzelf ervoor gekozen hebben de
overeenkomsten tussentijds te beëindigen en door hen niet is gesteld dat zij
daartoe genoodzaakt waren door het onrechtmatig handelen c.q. de wanprestatie
van de Bank.
26. De vordering van eisers moet dus afgewezen worden.
Als de in het ongelijk gestelde partijen moeten zij veroordeeld worden in de
kosten van deze procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst de vordering
af;
II. veroordeelt eisers hoofdelijk in
de kosten van deze procedure, die aan de zijde van Dexia gevallen zijn en die
tot aan deze uitspraak begroot worden op € 2.400,- inclusief BTW als salaris
gemachtigde;
III. verklaart deze veroordeling uitvoerbaar
bij voorraad.
Aldus gewezen
door mr. F.M.P.M. Strengers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 23 maart 2006 in tegenwoordigheid van de
griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL