Gronden van de
beslissing
Indeling van het vonnis
Het vonnis heeft de volgende
onderdelen:
1. Feiten
2.
Vorderingen
3. Standpunten
4.
Standpunten Dexia
5. Beoordeling van de
vorderingen.
1.
Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene
titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van
Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede
begrepen.
1.2. Op of omstreeks 12 juni 1997 heeft [X] een
effecten leaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met
als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam
WinstVerdubbelaar en is aangegaan onder nummer [nummer] (verder:
leaseovereenkomst I). De overeengekomen totale leasesom bedraagt € 16.587,71
waarvan € 6.801,26 aan rente. Deze rente is door [X] voldaan in maandelijkse
termijnen van € 113,35. De aankoopsom van de geleasede effecten bedroeg €
9.786,45. De looptijd van deze leaseovereenkomst was 60 maanden. Van de hoofdsom
diende € 45,38 op of omstreeks de 59ste maand te worden voldaan en het restant
van € 9.741,07 zou in principe worden verrekend met de verkoopopbrengst van de
effecten.
1.3. Op 4 juni 2002 heeft Dexia voor
leaseovereenkomst I een (pro-forma) eindafrekening opgesteld volgens welke [X] €
600,30 zou ontvangen.
1.4. Op of omstreeks 12 juni 1997 heeft [X] een
effecten leaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met
als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam
winstVerdubbelaar en is aangegaan onder nummer [nummer] (verder: lease
overeenkomst II). De overeengekomen totale leasesom bedraagt € 16.587,71 waarvan
€ 6.801,26 aan rente. Deze rente is door [X] voldaan in maandelijkse termijnen
van € 113,35. De aankoopsom van de geleasede effecten bedroeg € 9.786,45. De
looptijd van deze leaseovereenkomst was 60 maanden. Van de hoofdsom diende €
45,38 op of omstreeks de 59ste maand te worden voldaan en het restant van €
9.741,07 zou in principe worden verrekend met de verkoopopbrengst van de
effecten.
1.5. Op 4 juni 2002 heeft Dexia voor
leaseovereenkomst II een (pro-forma) eindafrekening opgesteld volgens welke [X]
€ 600,30 zou ontvangen.
1.6. Op of omstreeks 13 april 1999 heeft [X]
een effectenleaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld,
met als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam
SpaAerEXtra en is aangegaan onder nummer [nummmer] (verder: leaseovereenkomst
III). De overeengekomen totale leasesom bedraagt € 8.168,04 waarvan € 4.283,48
aan rente. Deze rente plus aflossing is door [X] voldaan in maandelijkse
termijnen van € 45,38. De aankoopsom van de geleasede effecten bedroeg €
3.884,56. De looptijd van deze leaseovereenkomst was 180 maanden, met het recht
van [X] om na 60 maanden de leaseovereenkomsten zonder beëindigingskosten en met
onmiddellijke ingang te beëindigen.
1.7. Leaseovereenkomst III is nog niet
beëindigd.
1.8. Op of omstreeks 10 september 1999 heeft [X]
een effectenleaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld,
met als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam
Korting Kado en is aangegaan onder nummer [nummer] (verder: leaseovereenkomst
IV). De overeengekomen totale leasesom bedraagt € 49.436,46 waarvan € 27.366,24
aan rente. Deze rente is door [X] (deels) voldaan in maandelijkse termijnen van
€ 228,05. De aankoopsom van de geleasede effecten bedroeg € 22.070,22. De
looptijd van deze ieaseovereenkomst was 120 maanden. Van de hoofdsom diende €
45,38 op of omstreeks de 119e maand te worden voldaan en het restant van €
22.024,84 zou in principe worden verrekend met de verkoopopbrengst van de
effecten.
1.9. Leaseovereenkomst IV is nog niet
beëindigd.
1.10. Op of omstreeks 16 november 1999 heeft [X] een
effectenleaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met
als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam Legio
I.B. Plan en is aangegaan onder nummer [nummer] (verder: leaseovereenkomst V).
De overeengekomen totale leasesom bedraagt € 5.035,01 waarvan € 1.831,20 aan
rente. Deze rente is door [X] voldaan bij vooruitbetaling. De aankoopsom van de
geleasede effecten bedroeg € 3.203,81. De looptijd van deze leaseovereenkomst
was 60 maanden. Van de hoofdsom diende € 45,38 op of omstreeks de 35ste maand te
worden voldaan en het restant van € 3.158,43 zou in principe worden verrekend
met de verkoopopbrengst van de effecten.
1.11. De uit deze overeenkomst voortvloeiende restschuld
van € 1.280,35 is door [X] voldaan.
1.12. Op of omstreeks 18 oktober 2000 heeft [X] een
effectenleaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met
als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam
WinstVerl0Dubbelaar en is aangegaan onder nummer [nummer] (verder:
leaseovereenkomst VI), De overeengekomen totale leasesom bedraagt € 30.341,40
waarvan € 13.614,00 aan rente. Deze rente is door [X] voldaan in maandelijkse
termijnen van € 113,44, De aankoopsom van de geleasede effecten bedroeg €
16.727,40. De looptijd van deze leaseovereenkomst was 120 maanden, met het recht
van om na 60 maanden de leaseovereenkomsten zonder beëindigingskosten en met
onmiddellijke ingang te beëindigen. Van de hoofdsom diende € 45,38 op of
omstreeks de 119e maand te worden voldaan en het restant € 16.682,02 zou in
principe worden verrekend met de verkoopopbrengst van de effecten.
1.13. Leaseovereenkomst VI is nog niet
beëindigd.
1.14. Op of omstreeks 19 februari 2001 heeft [X] een
effecten leaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met
als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam
WinstVerDriedubbelaar en is aangegaan onder nummer [nummer] (verder:
leaseovereenkomst VII). De overeengekomen totale leasesom bedraagt € 23.672,16
waarvan € 4.105,44 aan rente. Deze rente is door [X] voldaan in maandelijkse
termijnen van € 114,04. De aankoopsom van de geleasede effecten bedroeg €
19.566,72. De looptijd van deze leaseovereenkomst was 36 maanden. Van de
hoofdsom diende € 45,38 op of omstreeks de 35ste maand te worden voldaan en het
restant van € 19.521,34 zou in principe worden verrekend met de verkoopopbrengst
van de effecten.
1.15. Drie leaseovereenkomsten lopen nog. De termijnen
van deze drie leaseovereenkomsten bedragen per maand in totaal €
386,87.
1.16. [X] is sinds 1990 werkzaam als zelfstandig
psychotherapeut. Ten tijde van het aangaan van leaseovereenkomst I was hij nn
jaar oud. [Y] was toen nn jaar oud.
[X] heeft een universitaire- en
postdoctorale opleiding psychoanalyse gevolgd. Ook [Y] heeft een universitaire
opleiding.
1.17. [Y] heeft aan [X] geen schriftelijke toestemming
verleend voor het aangaan van de leaseovereenkomsten.
1.18. Bij brief van 10 februari 2003 heeft [Y] met een
beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de leaseovereenkomsten VI
en VII, althans vernietiging in rechte aangekondigd. Bij brief van 10 februari
2004 heeft zij op deze gronden de nietigheid ingeroepen van de
leaseovereenkomsten I tot en met V.
2. Vorderingen van [X] en
[Y]
2.1. [X] en [Y] vorderen bij vonnis, zover
mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de
leaseovereenkomsten I tot en met VII zijn vernietigd, dan wel zullen worden
vernietigd, nietig zijn, zijn ontbonden dan wel zullen worden ontbonden en de
daar uit voortvloeiende rechtsgevolgen naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid zullen worden gewijzigd met dien verstande dat [X] en [Y] niets meer
verschuldigd zijn aan Dexia uit welke hoofde dan ook, danwel dat [X] en [Y]
niets meer aan Dexia verschuldigd zijn dan uitsluitend de tot de dagvaarding aan
Dexia betaalde inleg.
2.2. Dexia te veroordelen tot betaling van €
65.210,93 wegens hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum
dagvaarding en Dexia voorts te veroordelen tot betaling van € 386,87 voor elke
maandelijkse betaling die [X] na 1 december 2005 aan Dexia zal hebben betaald te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betaaldata.
2.3. Voorts vorderen [X] en [Y] dat Dexia de
registratie van de leaseovereenkomsten I
tot en met VII bij het Bureau
Kredietregistratie te Tiel ongedaan maakt.
3. Standpunten [X] en
[Y]
3.1. [X] en [Y] stellen dat de leaseovereenkomsten
moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en
derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus de
toestemming behoefden van [Y] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [Y]
deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft zij de
leaseovereenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen. [X] en [Y] leggen voorts
aan hun vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat zij door toedoen van Dexia
hebben gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar
zorgplichten), en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast hebben [X] en [Y]
zich er
op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere
door hen genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende
normen en criteria en dat de leaseovereenkomsten als gevolg daarvan nietig
zouden zijn, danwel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hen heeft
gehandeld.
3.2. Volgens [X] en [Y] is Dexia aansprakelijk
voor de door hen geleden schade. De schade bestaat volgens [X] en [Y] uit alle
financiële gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomsten althans uit de
reeds door [X] en [Y] betaalde bedragen.
3.3. Voor zover de vorderingen zijn ingesteld door
[X] en [Y] zijn deze gebaseerd op artikel 1:89 lid 5 BW.
3.4. Volgens [X] is Dexia wettelijke rente
verschuldigd over € 65.210.93 ingaande vanaf datum dagvaarding, alsmede
wettelijke rente over € 386,87 vanaf de dag van iedere afzonderlijke
betaling.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert
- kort gezegd - aan dat de leaseovereenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als
huurkoop.
4.2. Voorts voert Dexia aan dat geen sprake is van
vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat - kort gezegd - artikel
1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen
sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben
beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de
huwelijkspartner de in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze
dan schriftelijk kan verlenen en dat [Y] dit ook gedaan heeft. Tenslotte is het
recht om de leaseovereenkomsten op deze grond te vernietigen volgens Dexia
verjaard. Daarbij beroept Dexia zich er op dat de betalingen van [X] ter zake
van de leaseovereenkomsten hebben plaats gevonden van een en/of rekening die ten
name van beide eisers stond, zodat [Y] in elk geval na ontvangst van het eerste
dagafschrift op de hoogte was van het bestaan van de
leaseovereenkomsten.
4.3. Dexia betwist dat de leaseovereenkomsten door
dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming
van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens
Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de leaseovereenkomsten over alle
relevante informatie. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor zover van
toepassing - van de door [X] genoemde wetten en regelingen niet in acht zou
hebben genomen.
4.4. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans
betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Beoordeling van de
vorderingen
5.1. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april
2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal
rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit
geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1); artikel
1:88/l :89 BW (rov 8.2);
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het
vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna
wordt afgeweken. In het onderhavige geval komt dan neer op het
volgende.
Huurkoop; bevoegdheid en artikel
1:88/1:89.
5.2. Leaseovereenkomsten als de onderhavige worden
aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
5.3. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze
leaseovereenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A: I576i BW huurkoop bij
akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de
leaseovereenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het
gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Aangezien
deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had Echtgenoot de bevoegdheid een
beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
5.4. De verjaringstermijn voor dit beroep is op
grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De leaseovereenkomsten VI en VII
zijn binnen deze termijn - en derhalve tijdig - vernietigd.
De driejaar termijn vangt aan op het moment dat degene
aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de
overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische
kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN:
AY8771). Nu Dexia stelt dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW ten
aanzien van de overeenkomsten I tot en met V verjaard is, ligt de bewijslast
daarvan bij Dexia. De stelling van Dexia dat er in de Nederlandse
gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op
de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet, moge in
veel gevallen juist zijn maar is onvoldoende om deze bekendheid ook aan te nemen
in gevallen waarin die bekendheid gemotiveerd wordt betwist. Dexia heeft zich
daartoe tevens beroepen op betalingen van op grond van de leaseovereenkomsten
verschuldigde bedragen die hebben plaatsgevonden van de en/of-bankrekening die
op naam van beiden echtgenoten stond. Aangezien zodanige betalingen inderdaad
hebben plaatsgevonden moet er in beginsel vanuit worden gegaan dat [Y] op de
hoogte was van de leaseovereenkomsten met ingang van de (oudste) ontvangstdatum
van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld. Naar oordeel van de
kantonrechter gaat dit beroep van Dexia in het onderhavige geval echter niet
op.[X] en [Y] hebben
onweersproken gesteld, dat [Y] na de bevalling van [Y]
in januari nnnn door een onjuiste behandeling neurologisch letsel heeft
opgelopen. Door de pijn, mobiliteitsbeperking en het sombere toekomstperspectief
is zij eind jaren '90 in een diepe depressie geraakt waarvoor zij intensief is
behandeld (voor het laatst in 2001). Hierdoor was zij niet in staat [X] te
helpen in het huishouden of bij de opvoeding van hun kinderen, laat staan dat
zij zich bezig hield met de administratie. Eind 2001 was [Y] pas weer
klachtenvrij na daartoe twee operaties te hebben ondergaan.
In 2002 is ze
actiever gaan participeren in de bedrijven van [X] waarbij ze de administratie
is gaan bijhouden. Pas toen, en mede naar aanleiding van een uitzending van
Radar in 2002, ontdekte zij dat [X] de leaseovereenkomsten had
gesloten.
5.5. In dit licht heeft Dexia haar stelling dat
[Y] de leaseovereenkomsten I tot en met V na het verstrijken van de
verjaringstermijn heeft vernietigd, onvoldoende met feiten onderbouwd, zodat die
stelling gepasseerd dient te worden en er geen aanleiding is Dexia ter zake tot
bewijs toe te laten. Er moet derhalve van worden uitgegaan dat [Y] de
leaseovereenkomsten I tot en met V tijdig heeft vernietigd.
5.6. Dientengevolge dienen alle betalingen van [X]
aan Dexia ter zake van de leaseovereenkomsten I tot en met VII, een bedrag van
in totaal € 68.396,39, waaronder begrepen betaalde maandtermijnen en betaalde
restschulden, te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [X] ter zake van
die overeenkomsten van Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde dividenden van
in totaal € 4.480,16, zodat in totaal door Dexia aan dient te worden voldaan een
bedrag van €63.916,23.
5.7. Ten aanzien van de restitutieverplichting
heeft Dexia nog gesteld dat aan haar de betaalde rente toekomt nu zij de
vorderingen tot betaling daarvan te goeder trouw bezat (artikel 6:206 juncto
3:120 BW). Voorts heeft Dexia zich erop beroepen dat zij op de voet van artikel
3:53 lid 2 en 6:210 lid 2 BW een vergoeding dient te ontvangen voor de prestatie
die zij heeft verricht en die volgens haar niet meer ongedaan gemaakt kan
worden, waarbij zij doelde op de kans die [X] heeft gehad dat de geleasede
effecten in waarde zouden stijgen. Daarnaast beroept Dexia zich op artikel 6:278
BW, stellende dat in de restitutieverplichtingen de gewijzigde waarde verhouding
dient te worden verdisconteerd. In dit verband stelt Dexia dat de redelijkheid
en billijkheid zich er tegen verzetten dat de koersdaling van de onderliggende
effecten geheel voor haar rekening blijft. De kantonrechter kan Dexia hierin
niet volgen. Een beperking van de restitutieplicht op de aangevoerde gronden,
wat daarvan verder ook zij, verdraagt zich niet met de gezinsbescherming die ten
grondslag ligt aan een vernietiging op de voet van artikel 1:89 BW.
Wettelijke rente
5.8. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 24
maart 2006, zijnde de datum van dagvaarding, berekend over het in 5.6 bedoelde
saldo, behoudens voor zover het betalingen betreft die nadien hebben
plaatsgevonden, waarover wettelijke rente zal zijn verschuldigd ingaande de dag
van elke betaling.
BKR registratie
5.9. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking
tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde
dwangsom zal worden gematigd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te
melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening
van het in deze te wijzen vonnis.
5.10. De overige stellingen van partijen behoeven geen
behandeling meer.
Proceskosten
5.11. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia
te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.12. Er is bij afweging van de belangen van beide
partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet
uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
5.13. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen
geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de leaseovereenkomsten
gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
Beslissing
De kantonrechter:
I. verklaart voor recht dat artikel
1:88 BW op de leaseovereenkomsten van toepassing is en dat de
leaseovereenkomsten derhalve buitengerechtelijk vernietigd zijn;
II. veroordeelt Dexia aan eisers te
voldoen:
- € 63.916,23 als hoofdsom;
- de wettelijke over €
52.472,41 vanaf 24 maart 2006 tot aan de dag der algehele
voldoening;
- de
wettelijke rente over de na 24 maart 2006 verrichte betalingen, van in
totaal
€ 6.963,66, vanaf de respectievelijke betaaldata van de maandtermijnen
tot aan de dag
der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de
procedure aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd
griffierecht
€ 196,00
- voor het exploot van
dagvaarding
€ 84,87
- voor salaris van
gemachtigde
€ 1.500,00
In
totaal:
€ 1.780,87
één en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
IV. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen
na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten
dat [X] geen verplichtingen uit de onderhavige overeenkomsten meer heeft, op
straffe van een dwangsom van € 100,-voor elke dag dat Dexia niet aan deze
veroordeling voldoet tot een maximum van €10.000,-;
V. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst het meer of anders gevorderde
af;
Aldus gewezen door mr. A.H.E. van der Pol,
kantonrechter, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de
griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL