Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
rolnummer: DX EXPL 06-27
Vonnis van: 17 oktober 2007 (bij vervroeging)

Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
1. [X]
2. [Y]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
nader te noemen [X] en [Y]
gemachtigde: mr. J.A. Vos,
 
tegen:
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: mr. M.L. van der Meulen.
 
De procedure
 
De volgende processtukken zijn ingediend:
-   de dagvaarding van 24 maart 2006, met producties,
 
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 18 mei 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
 
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
 
Vervolgens is ingediend:
-   de conclusie van antwoord van Dexia, met producties.
 
Bij tussenvonnis van 18 juli 2007 is bepaald dat er een comparitie zal worden gehouden,
welke is gehouden op 26 september 2007.
 
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door partijen de volgende aanvullende stukken
ingediend:
akte met bijlagen ten behoeve van de comparitie van partijen van [X],
akte met bijlagen van Dexia met de in het tussenvonnis opgevraagde gegevens.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 

Gronden van de beslissing
 
Indeling van het vonnis
 
Het vonnis heeft de volgende onderdelen:
1.    Feiten
2.    Vorderingen
3.    Standpunten
4.    Standpunten Dexia
5.    Beoordeling van de vorderingen.
 
1.    Feiten
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.  Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2.  Op of omstreeks 12 juni 1997 heeft [X] een effecten leaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam WinstVerdubbelaar en is aangegaan onder nummer [nummer] (verder: leaseovereenkomst I). De overeengekomen totale leasesom bedraagt € 16.587,71 waarvan € 6.801,26 aan rente. Deze rente is door [X] voldaan in maandelijkse termijnen van € 113,35. De aankoopsom van de geleasede effecten bedroeg € 9.786,45. De looptijd van deze leaseovereenkomst was 60 maanden. Van de hoofdsom diende € 45,38 op of omstreeks de 59ste maand te worden voldaan en het restant van € 9.741,07 zou in principe worden verrekend met de verkoopopbrengst van de effecten.
 
1.3.  Op 4 juni 2002 heeft Dexia voor leaseovereenkomst I een (pro-forma) eindafrekening opgesteld volgens welke [X] € 600,30 zou ontvangen.
 
1.4.  Op of omstreeks 12 juni 1997 heeft [X] een effecten leaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam winstVerdubbelaar en is aangegaan onder nummer [nummer] (verder: lease overeenkomst II). De overeengekomen totale leasesom bedraagt € 16.587,71 waarvan € 6.801,26 aan rente. Deze rente is door [X] voldaan in maandelijkse termijnen van € 113,35. De aankoopsom van de geleasede effecten bedroeg € 9.786,45. De looptijd van deze leaseovereenkomst was 60 maanden. Van de hoofdsom diende € 45,38 op of omstreeks de 59ste maand te worden voldaan en het restant van € 9.741,07 zou in principe worden verrekend met de verkoopopbrengst van de effecten.
 
1.5.  Op 4 juni 2002 heeft Dexia voor leaseovereenkomst II een (pro-forma) eindafrekening opgesteld volgens welke [X] € 600,30 zou ontvangen.
 
1.6.  Op of omstreeks 13 april 1999 heeft [X]  een effectenleaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam SpaAerEXtra en is aangegaan onder nummer [nummmer] (verder: leaseovereenkomst III). De overeengekomen totale leasesom bedraagt € 8.168,04 waarvan € 4.283,48 aan rente. Deze rente plus aflossing is door [X] voldaan in maandelijkse termijnen van € 45,38. De aankoopsom van de geleasede effecten bedroeg € 3.884,56. De looptijd van deze leaseovereenkomst was 180 maanden, met het recht van [X] om na 60 maanden de leaseovereenkomsten zonder beëindigingskosten en met onmiddellijke ingang te beëindigen.
 
1.7.  Leaseovereenkomst III is nog niet beëindigd.
 
1.8.  Op of omstreeks 10 september 1999 heeft [X] een effectenleaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam Korting Kado en is aangegaan onder nummer [nummer] (verder: leaseovereenkomst IV). De overeengekomen totale leasesom bedraagt € 49.436,46 waarvan € 27.366,24 aan rente. Deze rente is door [X] (deels) voldaan in maandelijkse termijnen van € 228,05. De aankoopsom van de geleasede effecten bedroeg € 22.070,22. De looptijd van deze ieaseovereenkomst was 120 maanden. Van de hoofdsom diende € 45,38 op of omstreeks de 119e maand te worden voldaan en het restant van € 22.024,84 zou in principe worden verrekend met de verkoopopbrengst van de effecten.
 
1.9.  Leaseovereenkomst IV is nog niet beëindigd.
 
1.10. Op of omstreeks 16 november 1999 heeft [X] een effectenleaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam Legio I.B. Plan en is aangegaan onder nummer [nummer] (verder: leaseovereenkomst V). De overeengekomen totale leasesom bedraagt € 5.035,01 waarvan € 1.831,20 aan rente. Deze rente is door [X] voldaan bij vooruitbetaling. De aankoopsom van de geleasede effecten bedroeg € 3.203,81. De looptijd van deze leaseovereenkomst was 60 maanden. Van de hoofdsom diende € 45,38 op of omstreeks de 35ste maand te worden voldaan en het restant van € 3.158,43 zou in principe worden verrekend met de verkoopopbrengst van de effecten.
 
1.11. De uit deze overeenkomst voortvloeiende restschuld van € 1.280,35 is door [X] voldaan.
 
1.12. Op of omstreeks 18 oktober 2000 heeft [X] een effectenleaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam WinstVerl0Dubbelaar en is aangegaan onder nummer [nummer] (verder: leaseovereenkomst VI), De overeengekomen totale leasesom bedraagt € 30.341,40 waarvan € 13.614,00 aan rente. Deze rente is door [X] voldaan in maandelijkse termijnen van € 113,44, De aankoopsom van de geleasede effecten bedroeg € 16.727,40. De looptijd van deze leaseovereenkomst was 120 maanden, met het recht van om na 60 maanden de leaseovereenkomsten zonder beëindigingskosten en met onmiddellijke ingang te beëindigen. Van de hoofdsom diende € 45,38 op of omstreeks de 119e maand te worden voldaan en het restant € 16.682,02 zou in principe worden verrekend met de verkoopopbrengst van de effecten.
 
1.13. Leaseovereenkomst VI is nog niet beëindigd.
 
1.14. Op of omstreeks 19 februari 2001 heeft [X] een effecten leaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere, thans Dexia. Deze overeenkomst draagt de naam WinstVerDriedubbelaar en is aangegaan onder nummer [nummer] (verder: leaseovereenkomst VII). De overeengekomen totale leasesom bedraagt € 23.672,16 waarvan € 4.105,44 aan rente. Deze rente is door [X] voldaan in maandelijkse termijnen van € 114,04. De aankoopsom van de geleasede effecten bedroeg € 19.566,72. De looptijd van deze leaseovereenkomst was 36 maanden. Van de hoofdsom diende € 45,38 op of omstreeks de 35ste maand te worden voldaan en het restant van € 19.521,34 zou in principe worden verrekend met de verkoopopbrengst van de effecten.
 
1.15. Drie leaseovereenkomsten lopen nog. De termijnen van deze drie leaseovereenkomsten bedragen per maand in totaal € 386,87.
 
1.16. [X] is sinds 1990 werkzaam als zelfstandig psychotherapeut. Ten tijde van het aangaan van leaseovereenkomst I was hij nn jaar oud. [Y] was toen  nn jaar oud.
[X] heeft een universitaire- en postdoctorale opleiding psychoanalyse gevolgd. Ook [Y] heeft een universitaire opleiding.
 
1.17. [Y] heeft aan [X] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de leaseovereenkomsten.
 
1.18. Bij brief van 10 februari 2003 heeft [Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de leaseovereenkomsten VI en VII, althans vernietiging in rechte aangekondigd. Bij brief van 10 februari 2004 heeft zij op deze gronden de nietigheid ingeroepen van de leaseovereenkomsten I tot en met V.
 
2.    Vorderingen van [X] en [Y]
 
2.1.  [X] en [Y] vorderen bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de leaseovereenkomsten I tot en met VII zijn vernietigd, dan wel zullen worden vernietigd, nietig zijn, zijn ontbonden dan wel zullen worden ontbonden en de daar uit voortvloeiende rechtsgevolgen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid zullen worden gewijzigd met dien verstande dat [X] en [Y] niets meer verschuldigd zijn aan Dexia uit welke hoofde dan ook, danwel dat [X] en [Y] niets meer aan Dexia verschuldigd zijn dan uitsluitend de tot de dagvaarding aan Dexia betaalde inleg.
 
2.2.  Dexia te veroordelen tot betaling van € 65.210,93 wegens hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding en Dexia voorts te veroordelen tot betaling van € 386,87 voor elke maandelijkse betaling die [X] na 1 december 2005 aan Dexia zal hebben betaald te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betaaldata.
 
2.3.  Voorts vorderen [X] en [Y] dat Dexia de registratie van de leaseovereenkomsten I
tot en met VII bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel ongedaan maakt.
 
3.    Standpunten [X] en [Y]
 
3.1.  [X] en [Y] stellen dat de leaseovereenkomsten moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus de toestemming behoefden van [Y] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [Y] deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft zij de leaseovereenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen. [X] en [Y] leggen voorts aan hun vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat zij door toedoen van Dexia hebben gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplichten), en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast hebben [X] en [Y] zich er
op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door hen genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de leaseovereenkomsten als gevolg daarvan nietig zouden zijn, danwel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld.
 
3.2.  Volgens [X] en [Y] is Dexia aansprakelijk voor de door hen geleden schade. De schade bestaat volgens [X] en [Y] uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomsten althans uit de reeds door [X] en [Y] betaalde bedragen.
 
3.3.  Voor zover de vorderingen zijn ingesteld door [X] en [Y] zijn deze gebaseerd op artikel 1:89 lid 5 BW.
 
3.4.  Volgens [X] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over € 65.210.93 ingaande vanaf datum dagvaarding, alsmede wettelijke rente over € 386,87 vanaf de dag van iedere afzonderlijke betaling.
 
4.    Standpunten Dexia
 
4.1.  Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert - kort gezegd - aan dat de leaseovereenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop.
 
4.2.  Voorts voert Dexia aan dat geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat - kort gezegd - artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner de in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [Y] dit ook gedaan heeft. Tenslotte is het recht om de leaseovereenkomsten op deze grond te vernietigen volgens Dexia verjaard. Daarbij beroept Dexia zich er op dat de betalingen van [X] ter zake van de leaseovereenkomsten hebben plaats gevonden van een en/of rekening die ten name van beide eisers stond, zodat [Y] in elk geval na ontvangst van het eerste dagafschrift op de hoogte was van het bestaan van de leaseovereenkomsten.
 
4.3.  Dexia betwist dat de leaseovereenkomsten door dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de leaseovereenkomsten over alle relevante informatie. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor zover van toepassing - van de door [X] genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen.
 
4.4.  Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
 
5.    Beoordeling van de vorderingen
 
5.1.  In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1); artikel 1:88/l :89 BW (rov 8.2);
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. In het onderhavige geval komt dan neer op het volgende.
 
Huurkoop; bevoegdheid en artikel 1:88/1:89.
 
5.2.  Leaseovereenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
5.3.  Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze leaseovereenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A: I576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de leaseovereenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had Echtgenoot de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
 
5.4.  De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De leaseovereenkomsten VI en VII zijn binnen deze termijn - en derhalve tijdig - vernietigd.
 
De driejaar termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). Nu Dexia stelt dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW ten aanzien van de overeenkomsten I tot en met V verjaard is, ligt de bewijslast daarvan bij Dexia. De stelling van Dexia dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet, moge in veel gevallen juist zijn maar is onvoldoende om deze bekendheid ook aan te nemen in gevallen waarin die bekendheid gemotiveerd wordt betwist. Dexia heeft zich daartoe tevens beroepen op betalingen van op grond van de leaseovereenkomsten verschuldigde bedragen die hebben plaatsgevonden van de en/of-bankrekening die op naam van beiden echtgenoten stond. Aangezien zodanige betalingen inderdaad hebben plaatsgevonden moet er in beginsel vanuit worden gegaan dat [Y] op de hoogte was van de leaseovereenkomsten met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld. Naar oordeel van de kantonrechter gaat dit beroep van Dexia in het onderhavige geval echter niet op.[X] en [Y] hebben
onweersproken gesteld, dat [Y] na de bevalling van [Y] in januari nnnn door een onjuiste behandeling neurologisch letsel heeft opgelopen. Door de pijn, mobiliteitsbeperking en het sombere toekomstperspectief is zij eind jaren '90 in een diepe depressie geraakt waarvoor zij intensief is behandeld (voor het laatst in 2001). Hierdoor was zij niet in staat [X] te helpen in het huishouden of bij de opvoeding van hun kinderen, laat staan dat zij zich bezig hield met de administratie. Eind 2001 was [Y] pas weer klachtenvrij na daartoe twee operaties te hebben ondergaan.
In 2002 is ze actiever gaan participeren in de bedrijven van [X] waarbij ze de administratie is gaan bijhouden. Pas toen, en mede naar aanleiding van een uitzending van Radar in 2002, ontdekte zij dat [X] de leaseovereenkomsten had gesloten.
 
5.5.  In dit licht heeft Dexia haar stelling dat [Y]  de leaseovereenkomsten I tot en met V na het verstrijken van de verjaringstermijn heeft vernietigd, onvoldoende met feiten onderbouwd, zodat die stelling gepasseerd dient te worden en er geen aanleiding is Dexia ter zake tot bewijs toe te laten. Er moet derhalve van worden uitgegaan dat [Y] de leaseovereenkomsten I tot en met V tijdig heeft vernietigd.
 
5.6.  Dientengevolge dienen alle betalingen van [X] aan Dexia ter zake van de leaseovereenkomsten I tot en met VII, een bedrag van in totaal € 68.396,39, waaronder begrepen betaalde maandtermijnen en betaalde restschulden, te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [X] ter zake van die overeenkomsten van Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde dividenden van in totaal € 4.480,16, zodat in totaal door Dexia aan dient te worden voldaan een bedrag van €63.916,23.
 
5.7.  Ten aanzien van de restitutieverplichting heeft Dexia nog gesteld dat aan haar de betaalde rente toekomt nu zij de vorderingen tot betaling daarvan te goeder trouw bezat (artikel 6:206 juncto 3:120 BW). Voorts heeft Dexia zich erop beroepen dat zij op de voet van artikel 3:53 lid 2 en 6:210 lid 2 BW een vergoeding dient te ontvangen voor de prestatie die zij heeft verricht en die volgens haar niet meer ongedaan gemaakt kan worden, waarbij zij doelde op de kans die [X] heeft gehad dat de geleasede effecten in waarde zouden stijgen. Daarnaast beroept Dexia zich op artikel 6:278 BW, stellende dat in de restitutieverplichtingen de gewijzigde waarde verhouding dient te worden verdisconteerd. In dit verband stelt Dexia dat de redelijkheid en billijkheid zich er tegen verzetten dat de koersdaling van de onderliggende effecten geheel voor haar rekening blijft. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Een beperking van de restitutieplicht op de aangevoerde gronden, wat daarvan verder ook zij, verdraagt zich niet met de gezinsbescherming die ten grondslag ligt aan een vernietiging op de voet van artikel 1:89 BW.
 
Wettelijke rente
 
5.8.  De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 24 maart 2006, zijnde de datum van dagvaarding, berekend over het in 5.6 bedoelde saldo, behoudens voor zover het betalingen betreft die nadien hebben plaatsgevonden, waarover wettelijke rente zal zijn verschuldigd ingaande de dag van elke betaling.
 
BKR registratie
 
5.9.  Nu [X] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
 
5.10. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
 
Proceskosten
 
5.11. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
 
Uitvoerbaar bij voorraad
 
5.12. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
5.13. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de leaseovereenkomsten gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 

Beslissing
 
De kantonrechter:
 
I.    verklaart voor recht dat artikel 1:88 BW op de leaseovereenkomsten van toepassing is en dat de leaseovereenkomsten derhalve buitengerechtelijk vernietigd zijn;
 
II.   veroordeelt Dexia aan eisers te voldoen:
 
- € 63.916,23 als hoofdsom;
- de wettelijke over € 52.472,41 vanaf 24 maart 2006 tot aan de dag der algehele
voldoening;
- de wettelijke rente over de na 24 maart 2006 verrichte betalingen, van in totaal
€ 6.963,66, vanaf de respectievelijke betaaldata van de maandtermijnen tot aan de dag
der algehele voldoening;
 
III.  veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
 
- voor verschuldigd griffierecht                €   196,00
- voor het exploot van dagvaarding          €    84,87
- voor salaris van gemachtigde               € 1.500,00
In totaal:                                            € 1.780,87
één en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
 
IV.   veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de onderhavige overeenkomsten meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,-voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van €10.000,-;
 
V.    verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
VI.   wijst het meer of anders gevorderde af;
 

Aldus gewezen door mr. A.H.E. van der Pol, kantonrechter, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL