Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 836325 DX EXPL 07-14
Vonnis van 6
februari 2008
F.no.: 585
Vonnis van de
kantonrechter
inzake
[X]
wonende te
[woonplaats]
eiser
nader te noemen [X]
gemachtigde: mr. G. van
Dijk
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen
Dexia
gemachtigde: dw. P. Swier
Procedure
De volgende processtukken zijn
ingediend:
- de dagvaarding van 28 december 2006, met
producties;
- de incidentele conclusie tot verwijzing
van Dexia;
- de incidentele conclusie van antwoord
tot verwijzing van [X].
Bij vonnis van 13 juni 2007 van de rechtbank te
Amsterdam, sector kanton, is de vordering tot verwijzing naar de sector civiel
van die/elfde rechtbank afgewezen. De zaak is daarbij (lerug)verwezen naar de
sector kanton voor conclusie van antwoord aan de zijde van Dexia.
Vervolgens is
ingediend:
- de conclusie van antwoord van Dexia, met
producties.
Bij tussenvonnis van 12 september 2007 is een
comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 2 november 2007. Van hetgeen
besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt. Voorafgaand aan deze
comparitie zijn door [X] per brief van 30 oktober 2007 stukken ingediend,
inclusief een opt-out verklaring. Door Dexia zijn per brief van 30 oktober
2007 aanvullende stukken ingediend. Ter comparitie is door [X] een notitie
overgelegd. De kantonrechter heeft bepaald dat Dexia hierop nader bij akte mocht
reageren. Vervolgens heeft Dexia een akte na comparilie van partijen
genomen.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1.
Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van Bank Labouchere N. V. (hierna: Labouchere). Waar hierna
sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede
begrepen.
1.2. [X] was bij het aangaan van de
hieronder bedoelde overeenkomsten gehuwd met E.J. [Y] (hierna:
[Y]).
1.3. Op of omstreeks 27 november 2000 heeft
[X] drie lease-overeenkomsten getekend met de naam Overwaarde Effect
Maandbetaling met Herbelegging waarop hij als lessee staat vermeld, met als
wederpartij Labouchere (hierna: de lease-overeenkomsten). [Y] heeft deze
lease-overeenkomsten mede ondertekend. De lease-overeenkomsten, die tot stand
zijn gekomen via een adviseur van Spaar Select, zijn aangegaan onder nummers
21980564, 21980565 en 21980566 voor een periode van 240 maanden en bepalen onder
meer dat [X] per lease-overeenkomst voor een aankoopsom (de hoofdsom) van €
25.531,65 aandelen leaset en dat hij 240 maandelijkse lermijnen van € 272,27
verschuldigd is. De totale leasesom per lease-overeenkomst beloopt € 65.344,80
waarin begrepen € 39.813,15 rente. Per 20 januari 2005 zijn de
lease-overeenkomsten door Dexia beëindigd.
1.4. Met het oog op de voldoening van de
maandelijkse termijnen heeft [X] via Spaar Select een "Aanvraagformulier Depot
Aandelenlease" bij Dexia ingediend voor een storting van een depot groot €
81.680,44. Dit depot is door [X] gefinancierd met een tweede hypotheek op de
overwaarde van zijn woning. Van het gedeponeerde bedrag zijn participaties
gekocht in Labouchere Global Aandelenfonds N.V. De maandtermijnen uit de
lease-overeenkomsten konden tot de 46sle termijn (tot november 2004) uit het
depot voldaan worden, waarna het depot uitgeput was. Op 22 januari 2002 en op 2
maart 2006 heeft [X] een bedrag voor privé doeleinden aan het depot onttrokken,
in totaal € 4.316,03.
1.5. [X] was ten tijde van het aangaan van
de lease-overeenkomsten 57 jaar oud en [Y] 56 jaar. Zijn opleidingsniveau was
LTS. [Y] heeft de Huishoudschool gevolgd. [X] is inmiddels met prepensioen maar
was voorheen werkzaam als hoofduitvoerder wegenbouw en [Y] als
restaurantmanager. Het gezamenlijk netto inkomen bedroeg € 3.1 70.53 per maand.
Het gezamenlijke vermogen bedroeg zo"n € 27.277.-. [X] had geen
beleggingservaring .
1.6. [X] heeft per
lease-overeenkomst aan Dexia betaald:
- I termijn van € 272.27
rechtstreeks uit privé op 25 januari 2001 en vanaf 25 februari 2001 45
maandelijkse termijnen van € 272.27 uit het depot, in totaal € 12.524,42;
-
op 27 januari 2005 een bedrag van f 9.650.30 aan restschuld. In totaal heeft [X]
voor de lease-overeenkomsten
betaald:
-
3 x € 12.524.42- €
37.573.26
-
3 x € 9.650.30 = € 28.950.90
+
totaal €
66.524.16.
1.7. Op 20 januari 2005 heeft Dexia
eindafrekeningen opgesteld volgens welke [X] per
lease-overeenkomst een bedrag van € 9.650.30 verschuldigd was. Per 60
maanden bedroeg de restant hoofdsom € 23.258.60 en de verkoopopbrengst van de
effecten € 20.971.60.
2. Vorderingen
[X]
[X] vordert hij vonnis, na wijziging van eis
Ier comparitie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht
dat de overeenkomsten, het onlosmakelijk aan deze
overeenkomsten verbonden
depot daarbij inbegrepen, rechtsgeldig zijn vernietigd wegens dwaling, althans
wegens misbruik van omstandigheden.
2. voor zover de
overeenkomsten niet zijn vernietigd op grond van dwaling of misbruik van
omstandigheden, te verklaren voor recht dat Dexia de zorgplicht, die zij zowel
uit de wet als uit de contracten als uit de redelijkheid en de billijkheid
jegens eiser had moeten betrachten heeft geschonden, waardoor eiser recht heeft
op vergoeding van de gehele door hem geleden schade, althans als gevolg waarvan
Dexia jegens eiser wanprestatie heeft gepleegd, zodat de overeenkomsten op die
grond terecht door eiser zijn ontbonden.
3. Dexia ie veroordelen tot
terugbetaling aan eiser de som van € 106.315.31 bestaande uit de door eiser aan
Dexia betaalde inleg en restschulden te vermeerderen met de wettelijke rente
vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door
Dexia. althans Dexia te veroordelen tot terugbetaling aan eiser van de som van
alle door eiser aan Dexia betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke
rente over deze bedragen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van
algehele terugbetaling door Dexia. alsmede Dexia te veroordelen tot betaling van
de som van €5.429.99 - p.m. bestaande uit de gestelde schadeposten betreffende
de hypotheek en alle verdere hiermee verband houdende kosten, waaronder de
notaris en taxatiekosten.
4. Dexia te veroordelen tot
betaling van eisers werkelijke proceskosten, te weten het vaste bedrag van
€895.- alsmede 15% over de door Dexia aan eiser terug te betalen bedragen
alsmede de nakosten, de deurwaarderskosten daarbij inbegrepen, althans lot
betaling van de door de rechtbank in goede justitie vast te stellen
proceskosten. Eiser is niet BTW-pIichtig. hij lijdt schade gelijk aan hel
percentage waarmee de kosten van derden aan BTW worden
verhoogd.
5. Dexia te gelasten om
binnen twee weken na betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat de
registratie van eiser bij de Stichting Bureau Krediet Registratie in Tiel wordt
doorgehaald en dal in de betreffende gevallen de aan die registratie gekoppelde
achterstandscodering ongedaan wordl gemaakt, op straffe van een dwangsom van
€500,- voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van
€25.000.-.
3. Standpunten
[X]
3.1. [X] stelt dat de lease-overeenkomsten
moeten worden aangemerkt als huurkoop en dat om die reden de kantonrechter
bevoegd is. [X] legt voorts aan zijn vorderingen ten grondslag dat Dexia haar
zorgplicht heeft geschonden. Dexia is aansprakelijk voor de gedragingen van
Spaar Select, nu [X] door de tussenkomst van een accountmanager van Spaar
Select, de lease-overeenkomsten is aangegaan. Daarbij is [X] onjuist en
onvolledig voorgelicht over de constructie van de overwaarde- en
depotovereenkomsten en de grote risico's die daarmee gepaard gaan. [X] stelt
verder dat Dexia onder meer niet heeft
voldaan aan haar onderzoeksplicht van
artikel 28 Nadere Regelgeving (MR), haar saldibewakingsplicht en de verplichting
informatie te verstrekken aan [X] op grond van artikel 33 NR. Daarnaast stelt
[X] dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, is misleid dan wel dat sprake
is geweest van misbruik van omstandigheden.
3.2. Volgens [X] is Dexia aansprakelijk
voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit alle
financiële gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomsten en daarmee
samenhangende overeenkomst(en), althans uit de door hem betaalde bedragen,
waarbij hij tevens aanspraak maakt op de gestelde schadeposten betreffende de
hypotheek en alle hiermee verband houdende kosten, waaronder de notaris- en
taxatiekosten.
3.3. Volgens [X] is Dexia wettelijke rente
verschuldigd over alle betaalde bedragen ingaande de dag van de betalingen tot
aan de dag der algehele terugbetaling door Dexia. In de ter comparitie
overgelegde notitie stelt [X] dat een andere rekenmethode voor de wettelijke
rente dient te worden gehanteerd.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [X]
en voert - kort gezegd - aan dat de leaseovereenkomsten niet kunnen worden
aangemerkt als huurkoop.
4.2. Dexia betwist onder meer dat de
lease-overeenkomsten door dwaling of misbruik van omstandigheden tot stand zijn
gekomen of dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar
zorgplichten. De NR is volgens Dexia niet van toepassing. Ook betwist Dexia
aansprakelijk te zijn voor het handelen van Spaar Select dan wel voor de
depotconstructie. Dexia meent dat een verplichting tot bevoogding geen deel uit
maakt van het Nederlandse recht. Mocht wel een verplichting tot bevoogding
worden aangenomen dan betwist Dexia het causaal verband met de door [X] gestelde
schade. Dexia doet voorts een beroep op artikel 6:101 BW met betrekking tot
eigen schuld van [X]. Dexia voert aan dat zij niet toerekenbaar is
tekortgeschoten in de nakoming en dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld; zij
heeft [X] voldoende informatie verstrekt en niet misleid. Dexia betwist de
schade en meent voorts dat ook voordelen in de schadeberekening moeten worden
betrokken. Dexia wijst er verder op dat zij verplicht was een melding bij het
BKR te doen en dat de lease-overeenkomsten inmiddels zijn beëindigd en bij BKR
zijn afgemeld waardoor geen grond (meer) bestaat om doorhaling van de
registratie te vorderen. Voor wat betreft de wettelijke rente verwerpt Dexia
uitdrukkelijk de door [X] voorgestelde berekeningswijze, handhaaft zij haar
standpunt ten aanzien van de berekening van de wettelijke rente en stelt zij dat
deze dient in te gaan op het moment van de beëindiging van de
lease-overeenkomsten. Tot slot meent Dexia dat er geen reden is haar in de
kosten van het geding te veroordelen en verzoekt zij afwijzing van een
uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
5. Beoordeling van de
vorderingen
5.1. In het vonnis van deze rechtbank van
27 april 2007. LJN nummer BA3920. is in een
soortgelijk geschil een aantal
rechtsvragen beantwoord en zijn beoordelingsmaatstaven
gegeven, waarvan voor
dit geding met name van belang zijn:
omschrijving van de risico's van de
depotconstructies zoals de onderhavige (rov 7.2 - 7.5);
huurkoop en
bevoegdheid (rov 8.1);
dwaling (rov 8.5);
aansprakelijkheid voor
tussenpersonen (rov 8.7);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR). (rov 8.8):
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling
van het nadeel (rov 9);
uitvoerbaarverklaring bij voorraad (rov 10.17).
De
kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze
onderdelen over. voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. In het
onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
Huurkoop; bevoegdheid
5.2. De lease-overeenkomsten als de
onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. Nu hierover, en over bevoegdheid,
reeds bij vonnis van 13 juni 2007 is beslist behoeft dit punt geen verdere
behandeling.
Aansprakelijkheid voor
tussenpersonen
5.3. Een effecteninstelling is
aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen
overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van Dexia
dat dit anders is. wordt verworpen.
Dwaling, misleiding en misbruik van
omstandigheden
5.4. [X] heeft uit de van Dexia c.q. van de
tussenpersoon ontvangen adviezen moeten en kunnen afleiden dat het depot
aangewend zou worden om te beleggen in een (effecten)fonds. Bij vragen
daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor
zover [X] de depotbelegging onder invloed van een onjuiste voorstelling van
zaken is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging
van de lease-overeenkomsten wegens dwaling en/of misleiding leiden. Ook van
misbruik van omstandigheden is niet gebleken. Dat laat de zorgplicht die Dexia
overigens had en die hierna aan de orde komt, onverlet.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
5.5. Dexia was bij het aanbieden van het
onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht
5.6. [X] heeft Dexia verweten dat Dexia te
zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer
doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico"s van het
onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende
gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had
haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De
brochures en folders waar Dexia zich op beroept houden een dergelijke
waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op
andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve
aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige
gevolgen.
Omvang en toerekening van het
depotnadeel
5.7. [X] heeft ter zake van het samenstel
van de depot- en lease-overeenkomsten de volgende uitgaven en kosten besteed,
die geleid hebben tot het door hem ondervonden
nadeel:
I. de inleg in het depot (dat deels is
opgegaan aan de uit het depot betaalde termijnen van de lease-overeenkomsten en
deels aan waardeverlies van het fonds waarin het depot belegd
is).
II. de financieringskosten van het depot (de aan de
hypotheekbank betaalde rente. notariskosten. provisiekosten. royementskosten
etc).
III. de maandtermijnen die nog betaald of verschuldigd zijn in de
periode tussen het moment waarop het depot op was en het moment waarop de
leaseovereenkomsten werden beëindigd.
In het voetspoor van het vonnis van deze
rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke
behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van
een fictieve looptijd van 60 maanden, nu - bijzondere omstandigheden daargelaten
- een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet
aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die
eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden
gerekend.
IV. de restant hoofdsommen, te
verminderen met de verkoopwaarde van de effecten en met de aan [X] uitgekeerde
of nog uit te keren dividenden.
5.8. Alle door [X] geleden nadeel wordt in
aanmerking genomen, maar voor de hoogte van de vergoeding wordt onderscheid
gemaakt tussen die onderdelen van het nadeel die bij een toerekening naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor 100% voor rekening van [X]
dienen te blijven, respectievelijk voor 100% voor rekening van Dexia, of die in
een procentuele sleutel tussen partijen verdeeld dienen te worden. Bij deze
verdeling speelt een rol in welke mate het nadeel aan ieder van partijen is toe
te rekenen en eveneens in hoeverre de toegekende vergoeding per onderdeel
passend is in het totaal van de aan [X] toegekende vergoeding.
5.9. De verschillende componenten van het
door [X] geleden nadeel zullen als volgt aan ieder van partijen worden
toegerekend:
A. het waardeverlies van de depotbelegging
(het verschil tussen de inleg en de uit het depot betaalde leasetermijnen) komt
voor 100% voor rekening van Dexia;
B. de aan Dexia
verschuldigde maandtermijnen uit hoofde van de leaseovereenkomsten, vermeerderd
met de restant hoofdsom en verminderd met de uitgekeerde en verrekende
dividenden, alsmede met de verkoopwaarde van de effecten, komen voor 85 % voor
rekening van Dexia. Dit omvat dus zowel de termijnen die uit het depot betaald
zijn, als de daarna nog verschuldigde termijnen; er zijn over maximaal 5 jaar
maandtermijnen verschuldigd;
C. de financieringskosten van
het depot blijven geheel voor rekening van [X].
Het voorgaande leidt in het onderhavige geval tot
het volgende:
A. Uit de inleg van het depot van € 81.680.44
is uit hoofde van de lease-overeenkomsten in totaal een bedrag van € 36.756,45
aan maandtermijnen voldaan (45 termijnen ad € 272,27 per overeenkomst).
Daarnaast is in totaal € 4.316,03 aan het depot onttrokken voor privé
doeleinden. Het waardeverlies van de depotbelegging bedraagt € 40.607.96 (€
81.680.44 - € 36.756,45 - € 4.316.03).
B. Bij 60 maanden
zou [X] per lease-overeenkomst € 16.336,20 aan termijnen verschuldigd zijn. De
waarde van de effecten na 60 maanden bedroeg per leaseovereenkomst € 20.971,60
en de restant hoofdsom € 23.258.60. [X] heeft geen dividenden ontvangen. Het
nadeel per overeenkomst bedraagt € 18.623.20 (verschuldigde termijnen plus
restant hoofdsom minus de verkoopwaarde van de effecten), in totaal € 55.869.60
voor de drie overeenkomsten. Van dit nadeel dient 15% voor rekening van [X] te
blijven, zijnde € 2.793.48 per overeenkomst, in totaal € 8.380,44 voor de drie
overeenkomsten.
[X] heeft uit hoofde van - uitsluitend - de
lease-overeenkomsten in totaal € 66.524,16 aan Dexia voldaan (zie 1.6). Een
bedrag van € 8.380.44 dient voor rekening van [X] te blijven, zodat Dexia in het
kader van de lease-overeenkomsten een bedrag van € 58.143.72 aan [X] dient te
voldoen (B). Daarbij dient het waardeverlies van het depot ter hoogte van €
40.607,96 (A) te worden opgeteld, zodat Dexia in totaal € 98.751.68 aan [X]
dient te voldoen.
Wettelijke rente
5.10. De ter comparitie voor [X] overgelegde
notitie en de antwoordakte van Dexia. geven de kantonrechter geen aanleiding
anders te oordelen over de wettelijke rente dan tot dusver in eerdere vonnissen
in effectenleasezaken. De wettelijke rente over het in 5.9. onder A bedoelde
waardeverlies is toewijsbaar vanaf de datum gelegen halverwege het moment waarop
het depotbedrag is betaald (25 februari 2001) en het moment waarop het depot
(voortijdig) uitgeput was (eind oktober 2004) waarbij het (later) resterende
depot kennelijk niet meer voor de voldoening van verdere maandtermijnen kon
worden benut, derhalve vanaf 15 december 2002 tot de voldoening. Bij de bepaling
van dit moment is in aanmerking genomen dat bezwaarlijk is vast te stellen op
welk(e) exacte moment(en) tussen storting van het depot en uitputting daarvan
het waardeverlies is ontstaan. Met inachtneming van artikel 6:97 BW en
aannemende dat het waardeverlies geleidelijk is ontstaan, wordt [X] geacht dit
nadeel vanaf genoemde datum te hebben ondervonden.
5.11. Met betrekking tot de wettelijke rente over
het in 5.9. onder B bedoelde nadeel wordt overwogen dat dit als gevolg van de
schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane
betalingen. Voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente dient
telkens te worden uitgegaan van de data waarop [X] zijn betalingen aan Dexia
heeft verricht (zie in deze zin het arrest van hel gerechtshof te Amsterdam van
24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het
in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [X]
betaalde termijnen, maar ook uit (een percentage van) nog verschuldigde doch
niet betaalde termijnen en restant hoofdsom. Dit brengt mee dal de betalingen
van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een
deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk,
waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X] met betrekking tot de
lease-overeenkomsten dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat
afnemer ter zake van de leaseovereenkomsten aan Dexia heeft betaald. De aldus
voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te
stellen op het op de bijlage achter de betreffende overeenkomst onder '% rente'
vermelde percentage van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata tot aan de
voldoening.
Ontbinding
5.12. De door [X] gevorderde ontbinding van de
lease-overeenkomslcn wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de
zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele
tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding
eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te
worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan
waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij
deze vordering geen belang.
Schadevergoeding
5.13. De overigens door [X] gevorderde
schadevergoeding en kosten worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde
feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X] daaronder
begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te
gelden.
Verklaring voor recht
5.14. De vorderingen van [X] gericht op
verklaringen voor recht worden afgewezen. omdat hij daarbij, gelet op het
voorgaande, geen belang meer heeft.
BKR-registratie
5.15. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben, zal de vordering met
betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen voor het geval nog geen
afmelding door Dexia heeft plaatsgevonden, met dien verstande dat de gevorderde
dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan
haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na
betekening van het in deze te wijzen vonnis.
Overige stellingen
5.16. De overige stellingen van partijen behoeven
geen behandeling meer.
Proceskosten
5.17. Gelet op de uitslag van de procedure dient
Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.18. Er is bij afweging van de belangen van
beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis
niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Overig
5.19. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen
partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding(en). De eigendom van de in het kader van de
lease-overeenkomsten gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
Beslissing
De kantonrechter:
I. veroordeelt Dexia aan [X] te
voldoen € 40.607,96 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december
2002 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Dexia aan [X] te voldoen € 58.143,72
te vermeerderen met de wettelijke rente over 87.4 % van de uit hoofde van de
lease-overeenkomsten verrichte betalingen vanaf de dag van betaling tot aan de
dag der algehele voldoening;
II. veroordeelt Dexia om binnen tien
dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te
berichten dat [X] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten meer heeft, op
straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze
veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van het
geding, tot deze uitspraak begroot op:
vastrecht
€
196,00
exploitkosten
€ 84,87
salaris
gemachtigde €
1.800,00
totaal
€ 2.080,87
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief
BTW;
IV. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad:
V. wijst het meer of anders
gevorderde af;
Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 februari 2008
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL