Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Rolnummer: 816595 DX EXPL 06-2956
Vonnis van 4 juni 2008
F.no.: 596
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X]
wonende te [woonplaats],
eiseres,
nader te noemen [X],
gemachtigde: mr. M.S. van Knippenberg,
 
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: mr. F.R.H. van der Leeuw.
 
Verdere verloop van de procedure
 
Bij tussenvonnis van 22 augustus 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 21 november 2007. Het procesverloop tot voornoemd tussenvonnis is daarin weergegeven en wordt hier als ingelast en herhaald beschouwd.
Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [X] bij brief van 6 november 2007 en door Dexia bij brief van 14 november 2007 aanvullende stukken ingediend. Deze stukken behoren alle tot de gedingstukken.
 
Vervolgens zijn ingediend:
een akte na comparitie van partijen houdende overlegging nadere producties van de zijde van Dexia;
een akte na comparitie van partijen houdende uitlating productie van de zijde van [X].
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
1.     Feiten
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.   Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. tevens handelend onder de naam Legio-Lease B.V. (hierna: Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen.
 
1.2.   [X] was bij het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten gehuwd met [Y] (hierna: [Y]).
 
1.3.   [Y] heeft de volgende lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Legio Lease (hierna: de lease-overeenkomsten):
 
Nr.   Contractnr. Datum       Naam van de overeenkomst  Looptijd        Leasesom
I      73004372   25.04.1997 WinstVerdubbelaar              60 maanden  € 16.627,28
II     69000414   13.06.1997 Clickleasen                        84 maanden  € 19.506,80
III    76000650   21.09.2000 WinstVer10dubbelaar          120 maanden €30.341,40
IV    57100408   02.10.2000 Feestplan                         120 maanden €22.778,46
 
1.4.   Lease-overeenkomst I is na afloop van de overeengekomen looptijd bij overeenkomst van 26 april 2002 (hierna: de verlengingsovereenkomst) verlengd voor een periode van 36 maanden.
 
1.5.   De lease-overeenkomsten zijn beëindigd, waarna Dexia eindafrekeningen heeft opgesteld met de volgende resultaten:
 
Nr.   Datum eindafrekening  Resultaat       Voldaan/niet voldaan
I     14.10.2003                € 3.249,19      Door Dexia aan [Y] voldaan
II    14.06.2004                € 7.658,54      Door Dexia aan [Y] voldaan
III   14.10.2003               -/- € 9.923,99  Niet door [Y] voldaan
IV   14.10.2004               -/-€ 12.977,41 Niet door [Y] voldaan
 
1.6.   Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens van de verlengings- en leaseovereenkomsten wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
 
1.7.   [X] heeft geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomsten en de verlengingsovereenkomst.
 
1.8.   Bij brief van 16 november 2002 heeft [X] met een beroep op artikel 1:89 BW de lease-overeenkomsten vernietigd en terugbetaling gevorderd van de door [Y] verrichte betalingen.
 
2.     Vorderingen [X]
 
2.1.   [X] vordert bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Dexia te veroordelen tot (naar de kantonrechter begrijpt) betaling aan [X] van € 20.584,81 wegens hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande 16 december 2002 tot aan de dag der algehele voldoening en € 636,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten, te
vermeerderen met de door [X] niet te verrekenen omzetbelasting, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
 
3.     Standpunten [X]
 
3.1.   [X] stelt dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A: 1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A: 1576 BW en dus de toestemming behoefden van [X] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [X] deze (schriftelijke) toestemming niet heeft verleend, heeft [X] de lease-overeenkomsten ex artikel 1:89 lid 5 BW rechtsgeldig kunnen vernietigen.
 
3.2.   Volgens [X] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen primair ingaande 16 december 2002, omdat Dexia bij brief van die datum te kennen heeft gegeven niet tot betaling over te zullen gaan en subsidiair vanaf 12 februari 2003, zijnde de dag waarop de in de door de gemachtigde van [X] in de brief d.d. 4 februari 2003 genoemde betalingstermijn verstreek.
 
4.     Standpunten Dexia
 
4.1.   Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert - kort gezegd - aan dat de lease-overeenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop.
 
4.2.   Voorts voert Dexia aan dat geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat - kort gezegd - artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering, partijen niet hebben beoogd om [Y] de effecten te doen verkrijgen en omdat de koopsom in veel van de door Dexia aangeboden lease-overeenkomsten niet in twee of meer termijnen wordt voldaan. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner de in artikel
1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [X] dit ook gedaan heeft. Gezien het aantal lease-overeenkomsten dat [Y] is aangegaan en gezien de regelmaat en de spreiding hiervan en de aanzienlijke winsten die hij op enkele producten heeft behaald, stelt Dexia dat het niet geloofwaardig moet worden geacht dat [X] niet bekend was en ingestemd heeft met de lease-overeenkomsten.
 
4.3.   Tenslotte is het recht om de lease-overeenkomsten I en II op deze grond te vernietigen volgens Dexia verjaard. Daarbij beroept Dexia zich er op dat in Nederlandse gezinssituaties beslissingen als het aangaan van lease-overeenkomsten als de onderhavige, in gezamenlijk overleg worden genomen. Volgens Dexia vloeit uit algemene ervaringsregels voort dat [X] in elk geval bekend was met de lease-overeenkomsten I en II vanaf het begin van hun looptijd. Het beroep op vernietiging van de lease-overeenkomst I en II is dientengevolge niet binnen 3 jaar na haar bekendheid hiermee door [X] gedaan.
 
5.     Beoordeling van de vorderingen
 
5.1.   In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA3914, en het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008. LJN BC2837, zijn voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. In essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende:
-       Lease-overeenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
5.2.   Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A: 1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [X] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid. Dit geldt tevens voor de verlengingsovereenkomst nu deze eveneens kwalificeert als huurkoop en hiervoor derhalve eveneens de schriftelijke toestemming van [X] was vereist. Het verweer van Dexia dat artikel 1:88 BW lid 1 onder d BW niet van toepassing is omdat [Y] de leaseovereenkomsten heeft afgesloten in hoedanigheid van werkgever ten einde een pensioenvoorziening te treffen en er derhalve sprake is van rechtshandelingen verricht in het kader van de normale uitoefening van zijn bedrijf waarvoor toestemming van de echtgenote niet is vereist, wordt als onvoldoende onderbouwd ter zijde gesteld.
 
5.3.   De verjaringstermijn voor het beroep op het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW driejaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771).
 
5.4.   Ten aanzien van de lease-overeenkomsten III en IV en de verlengingsovereenkomst staat, gegeven de datum van de brief waarin [X] een beroep heeft gedaan op het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW, vast dat dit beroep binnen drie na de totstandkoming van betreffende overeenkomsten is gedaan. Van verjaring is hier derhalve geen sprake, zodat moet worden vastgesteld dat [X] de lease-overeenkomsten III en IV alsmede de verlengingsovereenkomst tijdig heeft vernietigd.
 
5.5.   Met betrekking tot de lease-overeenkomsten I en II heeft Dexia gesteld dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. De bewijslast van deze stelling ligt bij Dexia. Dexia heeft daartoe aangevoerd dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet. Dit moge in veel gevallen juist zijn maar is onvoldoende om deze bekendheid ook aan te nemen in gevallen waarin die bekendheid gemotiveerd wordt betwist. Aan deze eis van gemotiveerde betwisting hebben [X] en [Y] voldaan, doordat zij gesteld hebben dat de betalingen uit hoofde van de leaseovereenkomsten I en II verricht werden van bankrekeningen die op naam stonden van het eigen bedrijf van [Y] en welke louter zakelijke rekeningen betroffen. Inzage in de transacties verricht van deze zakelijke bankrekeningen had [X] niet, zo stelt zij. De beslissing om de lease-overeenkomsten aan te gaan heeft [Y] genomen zonder hierover met haar te overleggen, aldus [X]. Eerst in oktober 2002, toen [X] en [Y] de mogelijkheden bespraken om een camper te financieren, heeft [Y] [X] over het bestaan van de lease-overeenkomsten geďnformeerd.
 
5.6.   In dit licht heeft Dexia haar stelling dat [X] de lease-overeenkomsten I en II na het verstrijken van de verjaringstermijn heeft vernietigd, onvoldoende met feiten onderbouwd, zodat die stelling gepasseerd dient te worden en er geen aanleiding is Dexia ter zake tot bewijs toe te laten.
 
5.7.   Nu sprake is van een rechtsgeldige vernietiging van de in het geding zijnde leaseovereenkomsten en de verlengingsovereenkomst, dienen alle betalingen van [Y] aan Dexia ter zake van voornoemde overeenkomsten te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [Y] ter zake van die overeenkomsten van Dexia ontvangen heeft, zoals dividenden. Voor de bedragen wordt verwezen naar hetgeen op de bijlage bij dit vonnis achter het contractnummer van desbetreffende overeenkomst is vermeld onder 'betaald', "ontvangen dividenden' en "te ontvangen'. Hierbij is uitgegaan van de gegevens van Dexia als overgelegd bij akte na comparitie van partijen, met uitzondering van de daarin bij leaseovereenkomst II onder '"ontvangen" genoemde bedrag van € 7.658,54. [X] betwist dit bedrag van Dexia te hebben ontvangen. Dit komt overeen met hetgeen door Dexia in punt 23 van de conclusie van dupliek is gesteld, nu Dexia daar zelf aangeeft dat voornoemd bedrag, zijnde het positieve saldo bij beëindiging van lease-overeenkomst II, niet aan [Y] is betaald, doch is verrekend met openstaande posten voortvloeiend uit overige door [Y] afgesloten lease-overeenkomsten. Hiermee is voldoende vast komen te staan dat het bedrag van € 7.658,54 niet aan [Y] is uitbetaald. Voorts ziet de kantonrechter geen aanleiding rekening te houden met- aan [Y] uitbetaalde dan wel verrekende - positieve saldi op lease-overeenkomsten welke niet in onderhavige procedure zijn betrokken.
 
5.8.   Uit vorengaande, en met inachtneming van artikel 1:89 lid 5 BW, volgt dat Dexia een totaalbedrag van € 19.358,81 aan [X] dient te voldoen.

Wettelijke rente
 
5.9.   De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het in 5.8. bedoelde saldo van de door Dexia te restitueren betalingen vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was. Reagerend op de door [X] verzonden brief als onder 1.8 bedoeld, heeft Dexia bij brief van 16 december 2002 aan [X] kenbaar gemaakt niet tot terugbetaling van de door [Y] verrichte betalingen over te gaan. De kantonrechter ordeelt dat dan ook Dexia met ingang van voornoemde datum met terugbetaling in verzuim was, behoudens voor zover het betalingen betreft die nadien hebben plaatsgevonden, waarover wettelijke rente verschuldigd zal zijn ingaande de dag van elke betaling. [Y] heeft uit hoofde van lease-overeenkomst IV in de periode tot 16 december 2002 ook dividenden ontvangen. Dit brengt dat de wettelijke rente over de tot 16 december 2002 door [Y] verrichte betalingen uit hoofde van lease-overeenkomst IV wordt berekend over het bedrag dat [Y] tot 16 december 2002 per saldo aan Dexia heeft betaald (25 termijnen a € 113,28 minus ontvangen dividenden ad € 269,37, zijnde € 2.562,63).
 
Buitengerechtelijke kosten
 
5.10.  De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak.
 
Overige stellingen
 
5.11.  De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
 
Proceskosten
 
5.12.  Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
 
Uitvoerbaar bij voorraad
 
5.13.  Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
Tot slot
 
5.14.  Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhoudingen. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomsten gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
I.     veroordeelt Dexia aan [X] te voldoen:
-      € 19.358,81 als hoofdsom;
-      de wettelijke rente vanaf 16 december 2002 over de tot op dat moment door [Y] uit hoofde van de lease-overeenkomsten (per saldo) verrichte betalingen, tot aan de dag der voldoening;
-      de wettelijke rente over het bedrag van de na 16 december 2002 door [Y] uit hoofde van de lease-overeenkomsten verrichte betalingen, telkens vanaf de respectievelijke betaaldata van de maandtermijnen tot aan de dag der voldoening;
 
II.    veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht              €   190,00
- voor het exploot van dagvaarding        €     85,60
- voor salaris van gemachtigde              € 1.800,00
totaal:                                              € 2.075,60
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
 
III.   verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
IV.    wijst af het meer of anders gevorderde.
 

Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL