vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 826924 DX EXPL 06-3732
Vonnis van:
2 april 2008
F.no.: 583
Vonnis van de
kantonrechter
inzake
[X],
nader te
noemen
en
[Y],
nader te noemen [Y],
en gezamenlijk
nader te noemen [X] c.s.,
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in
conventie,
verweerders in reconventie,
gemachtigde: mr. M.E.
Bosman,
tegen:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in
conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde:
mr. C.A. Oudshoorn.
VERDER VERLOOP VAN DE
PROCEDURE
Op 14 november 2007 is een tussenvonnis gewezen
waaraan de kantonrechter zich houdt.
Ter uitvoering van voornoemd vonnis zijn de
volgende stukken ingediend:
van de zijde van
[X]:
-
een akte na tussenvonnis d.d. 16 januari 2008.
van de zijde van Dexia:
-
een antwoordakte na tussenvonnis d.d. 27 februari 2008.
Vervolgens is vonnis bepaald.
1. Standpunten
[X]
1.1. In hun akte na tussenvonnis hebben [X] c.s.
zich op het standpunt gesteld dat het Dexia Aanbod valt te kwalificeren als een
voortbouwende overeenkomst. Verder hebben zij herhaald dat de
lease-overeenkomsten zoals die tussen hen en Dexia tot stand zijn gekomen
(hierna: de lease-overeenkomsten), nietig zijn wegens strijd met de WCK. Deze
nietigheid brengt naar de mening van [X] c.s. tevens de nietigheid van het Dexia
Aanbod met zich. Verder hebben [X] c.s. aangevoerd dat het Dexia Aanbod in
artikel 1.2.4. een opschortende voorwaarde bevat, Nu hieraan niet is voldaan is
naar de mening van [X] c.s. geen overeenkomst tot stand gekomen.
2. Standpunten
Dexia
2.1. Dexia stelt dat het Dexia Aanbod een
vaststellingsovereenkomst is en derhalve niet als voortbouwende overeenkomst
valt te kwalificeren. Verder betwist Dexia dat de WCK op de lease-overeenkomsten
van toepassing is en voor zover dit anders mocht zijn, dat de
leaseovereenkomsten nietig zijn wegens strijd met de WCK. Tot slot betwist Dexia
dat artikel 1.2.4 van het Dexia Aanbod een opschortende voorwaarde is, althans
een opschortende voorwaarde waarvan de werking van de gehele verbintenis
afhankelijk is.
3.
Beoordeling
3.1. Het Dexia Aanbod dient te worden
gekwalificeerd als een vaststellingsovereenkomst. In een
vaststellingsovereenkomst binden partijen zich jegens elkaar aan een
vaststelling ter beëindiging of ter voorkoming van een geschil. Het Dexia Aanbod
voldoet aan de vereisten van art. 7:900 BW. [X] en Dexia zijn in het Dexia
Aanbod overeengekomen op welke wijze zij de restschuld zullen afwikkelen.
Hiermee is beoogd een geschil over deze afwikkeling te voorkomen.
3.2. [X] c.s. hebben zich er op beroepen dat het
Dexia Aanbod is te beschouwen
als een voortbouwende overeenkomst, welke op
grond van art. 6:229 BW vernietigbaar is wegens nietigheid van de
lease-overeenkomsten waarop het Dexia Aanbod betrekking heeft. Dit verweer
faalt. Nog afgezien wat er zij van de door [X] c.s. gestelde nietigheid van de
lease-overeenkomsten, dient bij een vaststellingsovereenkomst als het Dexia
Aanbod art. 6:229 terughoudend te worden toegepast. Indien partijen in het
onzekere verkeren omtrent de vraag of en in hoeverre bepaalde feiten of
omstandigheden voor hun rechtsverhouding van betekenis zijn, en ter voorkoming
van een rechtsgeding aangaande die vraag een overeenkomst als de onderhavige
sluiten, waarbij hun rechtsverhouding nader wordt geregeld en bindend
vastgesteld, is daarmee niet verenigbaar dat na het sluiten van die
vaststellingsovereenkomst eventueel mogelijk gebleken juridische acties die
vaststellingsovereenkomst haar kracht ontnemen (vgl. HR 15-11-1985. LJN:
AC4400). Dit brengt met zich dat de gestelde nietigheid van de
lease-overeenkomsten wegens strijd met de WCK niet aan de orde behoeven te
komen,
3.3. Tot slot dient de vraag aan de orde te komen
of artikel 1.2.4 van het Dexia Aanbod een opschortende voorwaarde is waarvan de
werking van de gehele overeenkomst afhankelijk is.
3.4. Artikel 1.2.4. van het Dexia Aanbod houdt,
kort weergegeven, in dat slechts een beroep op de in artikel 1.2.2 en artikel 1.
.2.3 van het Dexia Aanbod geboden mogelijkheden kan worden gedaan indien aan het
einde van de looptijd van de lease-overeenkomsten alle maandtermijnen zijn
betaald en geen andere betalingsverplichtingen ouder dan drie maanden
bestaan.
3.5. Uit de bewoordingen van artikel 1.2.4 kan
niet worden afgeleid dat de werking van het Dexia Aanbod afhankelijk wordt
gesteld van het voldoen aan de daarin opgenomen voorwaarde. Immers wordt
uitsluitend de mogelijkheid een beroep te doen op de in artikel 1.2.2 en 1.2.3
geboden mogelijkheden van het vervullen van de voorwaarde afhankelijk gesteld.
Derhalve wordt ook deze stelling van [X] c.s. verworpen.
3.6. Het voorgaande brengt met zich dat de
vorderingen van [X] c.s. moeten worden afgewezen.
Vordering in reconventie
3.7. Uit het voorgaande volgt tevens dat de
reconventionele vorderingen van Dexia dienen te worden toegewezen. Hierbij merkt
de kantonrechter op dat ter comparitie van de zijde van Dexia is aangegeven dat
- uitgaande van de juistheid van hetgeen daar zijdens [X] c.s. over hun
financiële mogelijkheden werd gezegd - mogelijk aanleiding is om aan de in het
Dexia Aanbod voorziene hardheidsclausule toepassing te geven.
3.8. Nu geen contractuele vertragingsrente is
overeengekomen zal de wettelijke rente worden toegewezen.
Proceskosten
3.9. Gelet op de uitslag van de procedure in
conventie en in reconventie dienen [X] c.s. te worden veroordeeld in de kosten
van het geding in conventie en in reconventie.
De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. wijst het gevorderde
af;
II. veroordeelt [X] hoofdelijk, des dat de
één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding in
conventie, tot deze uitspraak aan de zijde van Dexia begroot op € 180,00 voor
salaris gemachtigde.
in reconventie
III. veroordeelt [X] tot betaling aan Dexia van €
29.266,89, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 december
2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. veroordeelt [X] hoofdelijk, des dat de
één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding in
reconventie, tot deze uitspraak aan de zijde van Dexia begroot op € 400,00 voor
salaris gemachtigde;
V. wijst het meer of anders
gevorderde af;
VI. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar
bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2008 in
tegenwoordigheid van de griffier.