RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer : 70876 ha za
436/2005
datum vonnis : 30 augustus 2006 (hb)
Vonnis van de rechtbank te Almelo, enkelvoudige
kamer voor burgerlijke zaken, in de
zaak van:
[X],
wonende te
[woonplaats],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het
vrijwaringsincident,
hierna te noemen [X],
procureur: mr. E.M.M. van de
Loo,
advocaat: mr. H. Oomen te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid
KAPITAALVISIE FINANCIΛLE DIENSTEN
B.V.,
gevestigd te Hengelo (O),
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres
in het vrijwaringsincident,
hierna te noemen KFD,
procureur: mr. R.
Kroon,
advocaat: mr. J.M.K.P. Cornegoor te Amsterdam.
Gehoord partijen en gezien de stukken waaronder nu
ook het op 7 juni 2006 uitgesproken tussenvonnis en overnemend wat daarin is
overwogen,
Overweegt:
Over het
procesverloop:
Naar aanleiding van de haar in genoemd tussenvonnis
gegeven opdracht heeft [X] op
5 juli 2006 een akte genomen en daarbij een
aantal producties in het geding gebracht. Ook vermindert zij bij die gelegenheid
haar eis. Op 2 augustus 2006 heeft KFD een antwoordakte genomen, waarna partijen
op 16 augustus 2006 weer vonnis hebben gevraagd.
Over het recht:
in de
hoofdzaak:
1. In genoemd tussenvonnis was aan [X]
opgedragen om de rechtbank bij akte, in de
vorm van een exacte specificatie,
nader te informeren omtrent de schade die zij heeft geleden als gevolg van het
feit dat zij gedurende 44 maanden 500,= meer hypotheekrente heeft
moeten
betalen dan vσσr zij de transactie is aangegaan alsmede om zich uit te laten
omtrent hetgeen door [X] onder 31 en 32 van de conclusie van antwoord is
gesteld.
2. Bij haar akte van 5 juli 2006 legt
[X] een hypotheekakte d.d. 2 februari 1998 over ten bewijze ervan dat op haar
woning, voorafgaand aan de overwaarde constructie een
hypotheek ten behoeve
van ABN AMRO gevestigd was van 499915,82 (f. 110000,=) α
6,1%. Deze
hypotheek had een duur van 360 maanden en was aflossingsvrij. Dat er niet
op
deze hypotheek is afgelost blijkt ook uit de nota van afrekening d.d. 28
september 2000 ter gelegenheid van de vestiging van de hypotheek ten behoeve van
de Direktbank.
In een productie bij die akte geeft zij een schematisch
overzicht van het verschil tussen deze rente en de door haar voor de hypotheek
bij de Direktbank betaalde rente alsmede van het belastingvoordeel dat zij door
de hypotheekbetaling heeft behaald. Dat ziet er als volgt uit:
Direktbank20002001200220032004
rente1977,57
7737,008675,009144,003836,00
ABN AMRO
rente 784,153044,863044,863044,861217,94-
verschil
1193,424692,145630,146099,142818,06.
% belasting(33,9)(32,35)(32,35)(33,15)(33,15)
is in geld 404,601517,911821,352021,86 934,19
blijft schade 788,723174,233808,794077,281883,87.
Samen is dat 13792,99 tot welk bedrag zij het
betreffende deel van haar vordering
vermindert. De rechtbank constateert dat
de berekeningen niet geheel juist zijn en op
13732,99 hadden moeten
uitkomen.
Ter adstructie van de door haar genoemde bedragen legt
zij haar aangiften
inkomstenbelasting over de jaren 2000 tot en met 2004
over, waaraan zij de door haar
genoemde bedragen ontleent.
De door [X] genoemde cijfers worden door KFD niet
gemotiveerd bestreden evenmin
als haar middels de desbetreffende afrekening
van de notaris onderbouwde stelling dat zij
de woning op 26 mei 2004 heeft
verkocht, zodat de rechtbank die berekening en die stelling, ondanks het geringe
reken verschil, als juist aanvaardt.
3. KFD stelt dat zij niet bekend is
met enige grondslag op basis waarvan zij voor deze
schade aansprakelijk zou
zijn omdat de rechtbank in het tussenvonnis van 15 maart 2006
heeft overwogen
dat KFD gehandeld zou hebben in strijd met artikel 7 Wte en dat daarom
de
transacties die tot stand gekomen zijn op grond van de door [X] aan KFD gegeven
opdrachten nietig zouden zijn. Dit oordeel, aldus KFD, kan in de optiek van KFD
slechts betrekking hebben op de belegging door [X] in het SNS Optimaalfonds en
eventueel op de daaraan verbonden kredietverlening door Hooge Huys, maar niet
op de beleggingshypotheek. Advisering met betrekking tot een
beleggingshypotheek valt ook niet onder het verbod van de Wte, ook niet als
het oordeel van de rechtbank omtrent artikel 12
van de Vrijstellingsregeling
wordt gevolgd. Nietigheid van een rechtshandeling kan slechts
leiden tot
verbintenissen op grond van onverschuldigde betaling en niet
tot schadevergoeding.
4. Hoewel aan KFD moet worden
toegegeven dat onder 9 van het tussenvonnis van
15 maart 2006 uitsluitend met
zoveel woorden over de nietigheid van de overeenkomst
tussen partijen
gesproken wordt en dat in het tussenvonnis van 7 juni 2006 onder 3 wordt
geconstateerd dat daarvan ook daadwerkelijk sprake is omdat KFD niet geslaagd is
in
levering van het haar in het vonnis van 15 maart 2006 opgedragen bewijs,
betekent een en
ander niet dat er geen grondslag zou zijn die tot
aansprakelijkheid van KFD voor de
renteschade van [X] zou zijn en dat 3 die
niet zou (kunnen) kennen.
Mede aan de vordering van [X] is door haar ten grondslag
gelegd onrechtmatig
handelen van KFD jegens haar en uit hetgeen onder 8 van
het tussenvonnis
van 15 maart 2006 is overwogen blijkt dat de rechtbank,
onder voorbehoud van het slagen van
KFD in de haar in dat vonnis gegeven
bewijsopdracht, ook dit onrechtmatig handelen als in
rechte vaststaand heeft
aangenomen.
De grondslag onrechtmatige daad -meer specifiek handelen
in strijd met de zorgvuldigheid
die in het maatschappelijk verkeer betaamt
jegens een anders persoon of goed- maakt
toewijzing van de renteschade zonder
meer mogelijk. De rechtbank overweegt daarbij met betrekking tot het handelen
van KFD dat zij, anders dan KFD, het samenstel van transacties
dat door KFD
aan [X] geadviseerd is als ιιn geheel aanmerkt dat in de relatie tussen partijen
niet in stukken dient te worden geknipt. Redengevend daarvoor is wat overwogen
is
onder 3 van het tussenvonnis van 28 december 2005 en 6 van het
tussenvonnis van
15 maart 2006, waaruit voortvloeit dat er -zoals dat
overigens ook uit de advertentie die aanleiding is geweest voor het
totstandkomen van de relatie tussen partijen blijkt- sprake is van ιιn
constructie.
5. Subsidiair wordt door KFD
aangevoerd dat [X] het rentenadeel ten onrechte
berekent op basis van het
verschil tussen de rente die zij aan de Direktbank heeft betaald en
de rente
die zij anders aan ABN AMRO betaald zou hebben. Zij heeft namelijk, aldus
KFD,
de som die zij bij Direktbank geleend heeft niet volledig gebruikt ter
aflossing van de hypotheek bij ABN AMRO en de storting bij Hooge Huys, maar
heeft een deel van dit
bedrag groot f. 13275,08 voor andere doeleinden
aangewend. Een en ander blijkt uit
productie 30 van [X], de nota van 28
september 2000 houdende de afrekening van de hypotheekverstrekking aan haar door
de Direktbank. In dit stuk zijn vermeld de door
Direktbank verstrekte
hoofdsom van f. 310000,= ( 140671,86), de afsluitprovisie, de
betalingen aan
ABN AMRO terzake hoofdsom en rente, de kosten van notaris, kadaster en
bank,
de taxatiekosten en de betaling aan Hooge Huys alsmede dat er een door [X] te
ontvangen bedrag van f. 13275,08 ( 6023,97) overblijft. KFD is van oordeel dat
de rente
over dat laatste bedrag niet voor haar rekening behoort te
komen.
Daarnaast houdt [X] er, aldus KFD, geen rekening mee dat
van haar oorspronkelijke
storting bij Hooge Huys van f. 180000,= ( 81680,44)
reeds op 22 oktober 2001 een bedrag
van 35423.43 aan haar teruggestort is
dat zij toen niet onmiddellijk heeft aangewend om Direktbank ten dele af te
lossen. Ook over dat bedrag berekent zij namelijk haar rentenadeel. Dat [X] het
bedrag van 35423343 niet gebruikt heeft om op de hypotheek bij Direktbank
af te lossen blijkt uit haar productie 31, de afrekeningsnota ter gelegenheid
van de verkoop van haar woning d.d. 26 mei 2004 waarop een hypotheekschuld
aan Direktbank is vermeld van 141256,05. KFD is van oordeel niet
aansprakelijk te zijn voor de renteschade over het bedrag van 35423,43
vanaf 22 oktober 2001.
Verder wordt door KFD met betrekking tot de gevorderde
renteschade aangevoerd dat dit
onderdeel van haar vordering in strijd met de
wet is, namelijk met artikel 6:119 BW dat, om moeilijke discussies over de vraag
welke schade iemand als gevolg van het gemis van een
geldsom heeft geleden,
beoogt te voorkomen door die schade te fixeren op de wettelijke
rente. De
vordering van [X] is, hoewel zij dat niet met zoveel woorden stelt, er een die
strekt tot vergoeding van schade als gevolg van het missen van een geldsom,
namelijk
het missen van het volledige bedrag van haar inleg over de periode 2
oktober 2000 tot 22
oktober 2001 en het gemis van het bedrag van het geleden
verlies nadien. Artikel 6:119 BW
heeft niet alleen betrekking op schade die
bestaat uit gederfde inkomsten over een geldsom,
maar ook op
financieringslasten die door het gernis van een geldsom zijn
veroorzaakt.
Tenslotte merkt KFD op dat de ingangsdatum 28 september
2000 van de rentevordering niet begrijpelijk is omdat [X] op die datum nog geen
renteschade geleden had en bovendien KFD toen nog niet in verzuim
was.
6. Uit een oogpunt van systematiek zal
de rechtbank eerst het in de derde alinea van 5 hierboven weergegeven verweer
van KFD bespreken. Dit verweer faalt.
Anders dan KFD meent is het hier aan de orde zijnde
onderdeel van de vordering van
[X] geen schade als gevolg van het missen van
een geldsom en gaat het niet om
vertragingsrente (moratoire rente) maar om
zogenaamde compensatoire rente die, in een
geval als het onderhavige waarin
de gelaedeerde rente heeft moeten betalen als gevolg van
de gebeurtenis
waarop de aansprakelijkheid berust, naast de vertragingsrente gevorderd kan
worden.
7. Het onder 5 hierboven, eerste
alinea weergegeven verweer gaat wel op. [X] heeft, gelijk uit haar eigen
producties blijkt, omgerekend 6023,97 meer geleend bij de Direktbank
dan
zij nodig had voor de aflossing van de ABN AMRO Hypotheek en de storting
onder
Hooge Huys met alle bijkomende kosten en dat bedrag derhalve voor
andere doeleinden
aangewend. De over dat bedrag door haar betaalde rente komt
derhalve niet voor vergoeding
door KFD in aanmerking. Deze 6023,97 maken
4.28226% van het bij de Direktbank
geleende bedrag uit.
Uit de onbetwiste inhoud van producties blijkt dat [X]
op de lening bij de Direktbank
niet heeft afgelost. Dit betekent dat op het
door [X] als door KFD aan haar
verschuldigde rentebedrag van 13792,99
ditzelfde percentage in mindering komt. Dat is
een bedrag van 590,65
waarmee er een bedrag van 13202,34 overblijft.
8. Het onder 5 hierboven, tweede
alinea weergegeven verweer gaat ten dele ook op.
[X] heeft, gelijk uit haar
stellingen blijkt, op verschillende tijdstippen van december 2000 tot 23 oktober
2001 een bedrag van in totaal 35423,43 van Hooge Huys ontvangen.
Zes
kleinere bedragen en een bedrag van 29997,05 welk laatste zij op 22 oktober
2001
ontvangen heeft. Dat laatste bedrag heeft zij ontvangen omdat toen haar
aandelen verkocht
zijn. Uit haar belasting aangiften blijkt dat zij dit
bedrag niet heeft aangewend om op haar schuld bij de Direktbank af te lossen en
dat had op grond van haar schadebeperkingsplicht
wel gemoeten. Voor de
eerdere betalingen van Hooge Huys tot de kleinere betalingen geldt
dat niet
De constructie was immers bedoeld om haar wat meer armslag te geven.
Een en
ander betekent dat [X] van 23 oktober 2001 tot en met 26 mei 2004 met
een
lening die 21,32413% was dan het bedrag van de uitstaande lening had
kunnen volstaan. De
rente over het meerdere behoeft niet door KFD aan haar
vergoed te worden.
In concreto betekent dit, rekening houdend met een vaste
hoofdsom, dat de rente schade over
de verschillende jaren ook met dit
percentage verminderd moet worden en dat leidt, rekening houdend met het
belastingvoordeel, tot de volgende opstelling:
2000 788,72 - 4.28226% =
754,94;
2001 3174,23 - 4.28226% -
3038,30: dagrente 8.32411; x 286 dagen =
2380,70;
+ 79 dagen 657,60
- 140,23 = 517,37 = 2898,70;
2002 3808,79 -
4,28226% = 3645,69 - 21,32413% = 2868,28;
2003
4077,28 - 4,28226% = 3902,68 - 21,32413% =
3070,47;
2004 1883,87 - 4.28226% = 1803,20 -
21,32413% = 1418,68.
De totale renteschade komt daarmee op
11011,07.
9. Over de extra hypotheeklasten is,
als afzonderlijke schadecomponent, wettelijke rente verschuldigd. Die is echter
niet verschuldigd vanaf het tijdstip dat de overeenkomst met KFD door [X] is
aangegaan, maar vanaf het tijdstip dat die hypotheekrente daadwerkelijk betaald
is. Omdat die rente maandelijks betaald is zal de rechtbank uit
doelmatigheidsoverwegingen voor elk jaar een datum halverwege de periode
waarover in dat jaar rente is betaald nemen. Dit betekent dat de rente over
2000 zal worden toegewezen vanaf 16 november, die over 2004 vanaf 14 maart en
over de andere driejaren vanaf 1 juli.
10. De verschuldigdheid van de tevens
gevorderde buitengerechtelijke kosten is door KFD
niet betwist. Zij zijn als
niet bovenmatig toewijsbaar.
11. Als de overwegend in het ongelijk
gestelde partij dient KFD de kosten van het geding te dragen.
RECHTDOENDE:
in
de hoofdzaak:
naast hetgeen reeds in het dictum van het vonnis van 7
juni 2006 is beslist:
I. Veroordeelt KFD om aan [X] te
betalen een bedrag van 11011,07 (elfduizendelf
euro en zeven cent)
vermeerderd met de wettelijke rente over:
a. 754,94 van 16
november 2000 tot de dag van betaling,
b. 2898,70 van 1 juli
2001 tot de dag van betaling,
c. 2868,28 van 1 juli 2002 tot de
dag van betaling,
d. 3070,47 van 1 juli 2003 tot de dag van
betaling en
e. 1418,68 van 14 maart 2004 tot de dag van
betaling.
II. Veroordeelt KFD tot betaling aan [X] van
een bedrag van 1788,00
(zeventienhonderd achtentachtig euro).
III. Veroordeelt KFD in de kosten van het geding,
tot aan deze uitspraak aan de zijde van
[X] begroot op 1685,60 aan
verschotten en 2682,00 aan salaris van haar procureur.
IV. Verklaart dit vonnis tot zover
uitvoerbaar bij voorraad.
V. Wijst af hetmeer of anders
gevorderde.
In het incident:
VI. Wijst het gevorderde af.
VII. Veroordeelt KFD in de kosten van het
incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van
[X] begroot op 894,00 aan
salaris van haar procureur.
IX. Verklaart de kostenveroordeling
uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Breitbarth
en is op 30 augustus 2006 in het
openbaar in tegenwoordigheid van de griffier
uitgesproken.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL