Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 82827 ha za 07-12
datum vonnis: 4
juli 2007 (vdv)
Vonnis van de rechtbank Almelo,
enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[X],
wonende te
[woonplaats],
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
verder te
noemen: [X],
procureur; mr. E.H. Hoeksma,
tegen
de naamloze
vennootschap
DEXIA Bank Nederland
N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in
conventie,
eiseres in reconventie,
procureur: mr. J, Sleeswijk
Visser,
advocaat; mr. H. Post te Helmond.
Het procesverloop
[X] heeft gevorderd conform de inleidende
dagvaarding. Dexia heeft een conclusie van antwoord in conventie tevens eis in
reconventie genomen. [X] heeft vervolgens een conclusie van repliek in conventie
tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte
vermeerdering van eis genomen en Dexia een conclusie van dupliek in conventie
tevens houdende antwoordakte vermeerdering eis tevens houdende akte wijziging
eis in reconventie.
Na een akte in reconventie zijdens [X] hebben partijen
vonnis verzocht.
De beoordeling van het geschil en de
motivering van de beslissing
In
reconventie
1. Blijkens de akte wijziging van eis
in reconventie van Dexia en de nadien door [X] genomen akte is de vordering in
reconventie (van € 343,46) wegens het betaald zijn door Dexia ingetrokken en
wenst (ook) [X] afdoening van de zaait in de conventionele sfeer, Dienvolgens
zal de rechtbank de reeonventionele vordering buiten beschouwing
laten.
In conventie
De
vordering
2. Nadat [X] in het voorjaar 2001 een aantal
keren telefonisch was benaderd door Spaar Select, een cliëntenremisier van Bank
Labouchere (rechtsvoorgangster van Dexia), heeft [X] bewilligd in een aan hem
per brief van 28 mei 2001 onder het motto "Het geld ligt op straat, maar u
moet het wel willen oprapen; daar kunnen wij u prima bij van dienst zijn"
bevestigde afspraak tegen 29 mei 2001. Bij die gelegenheid heeft hij op advies
van (de medewerkster van) Spaar Select een aanvraagformulier voor een
aandelenleaseconstructie, geheten Capital Effect 15, ondertekend met daarin een
vooruitbetaling voor vijfjaar van f 12.000,-.
Twee dagen later meldde de
medewerkster zich met de definitieve overeenkomst "Capital Effect
Vooruitbetaling 15 Jaar" nummer [nummer], die hij en zijn echtgenote
ondertekenden (dagvaarding producties 1, 2 en 3).
3. Het aankoopbedrag van de
(achterliggende) aandelen bedroeg € 9.655,23, de totaal te betalen rente tijdens
de looptijd van de overeenkomst € 10.646,97, zodat de totaal overeengekomen
leasesom bedroeg € 20.302,20.
4. Verdere voorwaarden
(voorzover van belang):
2. Deze leaseovereenkomst
wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 180 maanden, te rekenen vanaf
de aankoopdag van de waarden.
3. Lessee kan deze
leaseovereenkomst na 60 maanden dagelijks met onmiddelijke ingang en zonder
annuleringskosten beëindigen, onder betaling of verrekening van de
restanthoofdsom.
.....
4. De leasesom t/m de 60e
maand bedraagt:
a. de som van 60 maandtermijnen
minus 20% korting: € 5.413,80.
deze termijn dient, voldaan te worden
na ondertekening van deze leaseovereenkomst op of omstreeks de 1e van de maand
volgend op de dag van ontvangst van de
leaseovereenkomst.
b. Van de 61e t/m l80e maand;
het totaal van 120 gelijke termijnen van elk zegge: € 112,79.
6. Zodra lessee al datgene
aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze leaseovereenkomst en de
daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal
worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden
geworden.
5. [X] heeft voornoemd bedrag
van € 5,413,80 voldaan.
6. Per brief van 18 mei 2006
van Dexia kreeg [X] het bericht dat per 31 mei 2006 de periode van
vooruitbetaalde termijn zou verstrijken en nadien een maandelijkse betaling van
€ 112,79 zou worden afgeschreven.
Tevens berichtte Dexia dat [X] vanaf dat
moment de overeenkomst tussentijds kon beëindigen onder verrekening van het
restant van de openstaande hoofdsom en indicatief voor dat moment een
restantschuld van € 1.323,42 aangegeven.
[X] heeft vervolgens nog vijf
termijnen van ieder € 112,79 (= € 563,95) voldaan en aldus in totaal € 5.977,75
aan Dexia betaald.
7. Bij brief van 26 oktober
2006 heeft [X] Dexia aansprakelijk gesteld, de Capital Effect buitengerechtelijk
ontbonden en vernietigd en gesommeerd tot terugbetaling van zijn inleg met
toepassing van een door deze rechtbank in enige andere zaken gehanteerde
billijkheidsformule (productie 5 dagvaarding).
Het voorgaande baseert [X] op
de bepalingen van de volgens hem ten deze toepasselijke Wet Consumenten Krediet
respectievelijk het ontbreken van de benodigde vergunning ex artikel 9 dezer wet
zulks in de zin van de aandelenleasejurisprudentie dezer rechtbank (Dexia-Cosar
LJN AS 4746 cv.).
8. [X] vordert:
I. Voor recht te verklaren dat
de Capital Effect nietig is.
II. Dexia te veroordelen aan [X] te
voldoen tegen bewijs van kwijting:
€
5.806,02.
III. Voornoemd bedrag vermeerderd met wettelijke rente vanaf
de dagen dat de onderscheiden deelbetalingen zijn verricht althans de dag dat
Dexia in verzuim verkeert (15 november 2006) tot aan de dag
derbetaling.
IV. Dexia te veroordelen in de
proceskosten
V. Het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te
verklaren.
9. Bij repliek vult [X] de
grondslagen zijner vordering aan met de stelling dat Dexia jegens hem
onrechtmatig heeft gehandeld vanwege het feit dat het optreden van Spaar Select
als zodanig is te kwalificeren en Dexia in het verlengde daarvan eveneens, zulks
in de zin van een viertal vergelijkbare uitspraken dezer rechtbank van 27
september en 4 oktober 2006 (punt 7 CvR).
Het verweer
10. Dexia stelt dat de
aandelenleaseovereenkomst Capital Effect is afgesloten via de
assurantietussenpersoon Spaar Select B.V. die [X] terzake heeft geïnformeerd en
geadviseerd. Na getoonde interesse van [X] heeft Spaar Select hem een
aanvraagformulier verschaft en de Bank heeft dat door [X] ondertekend retour
ontvangen. Vervolgens heeft de Bank de overeenkomst aan Spaar Select verstuurd.
Dexia stelt daarmede aan haar zorgplicht ten opzichte van [X] te hebben
voldaan.
11. Voor dit contract wordt voorzien
in aflossing van de aankoopsom en diende [X] uit hoofde van deze overeenkomst
gedurende de looptijd een maandelijks bedrag, bestaande uit rente en aflossing
over de aankoopsom van de portefeuille, aan de Bank te voldoen.
Volledigheidshalve wijst de Bank erop dat hierbij na het verstrijken van de
looptijd van deze overeenkomst geen zogenaamde restschuld kan ontstaan. Slechts
in het geval deze tussentijds wordt beëindigd, hetgeen in casu het geval is
geweest, bestaat de mogelijkheid dat [X] nog een bedrag verschuldigd
is.
12. [X] heeft uit hoofde van de
overeenkomst een bedrag van € 944,78 aan dividend uitgekeerd gekregen, dat hij
nalaat in zijn vordering te betrekken,
13. Dexia doet voor alles een beroep op het
niet inachtnemen door [X] in de dagvaarding van de substantiëringsplicht ex
artikel 111 lid 3 Rv.
Voorts betwist Dexia de toepasselijkheid ten deze
van de Wet Consumenten Krediet, stelt dat wettelijke rente in voorkomend geval
eerst verschuldigd is vanaf het moment dat er verzuim aan de orde is, verzet
zich tegen kostenveroordeling en concludeert tot afwijzing van de vordering van
[X].
14. Ten aanzien van het optreden van
Spaar Select als effectenbemiddelaar zodanig dat die niet (meer) was vrijgesteld
van de vergunningsplicht ex artikel 12 van de vrijstellingsregeling Wet Toezicht
effectenverkeer 1995 zulks vanwege de omstandigheid dat Spaar Select niet enkel
[X] als klant bij de Bank heeft aangebracht maar zich ook heeft beziggehouden
met advisering en /of aanbevelen van specifieke effectentransacties, stelt Dexia
dat dit nog niet tot nietigheid van de overeenkomst leidt: niet de overeenkomst
zelf is strijdig met een dwingendrechtelijke wetsbepaling, hoogstens het
handelen van de tussenpersoon.
15. Het ontbreken van een vergunning
op basis van de Wck acht Dexia geheeld vanwege het feit dat Dexia ingaande 1
januari 2006 beschikt over een vergunning ex artikel 10 van de Wet financiële
Dienstverlening, die blijkens artikel 102 Wfd de Wck-vergunning vervangt en
mitsdien ex artikel 3:58 BW het eerder ontbreken van een vergunning
repareert.
16. Naar aanleiding van de door [X]
nader gestelde grondslag van onrechtmatige daad stelt Dexia dat alleen al de
tekst van de overeenkomst duidelijk maakt dat het hier niet om een spaarvorm
gaat maar over een geldlening, de door [X] ingeroepen bepalingen van NR 99
omtrent zorgplicht en schriftelijke informatie verschaffing op (het afsluiten
van) deze overeenkomst niet van toepassing zijn en overigens wel degelijk
onderzoek naar diens financiële positie middels de BKR-registratie heeft
plaatsgevonden.
17. Betreffende de schade wijst Dexia
erop dat [X] niet door hem genoten fiscale of andere voordelen verdisconteert in
zijn vordering zomede het causaal verband tussen de gevorderde schade en het
onrechtmatig handelen ontbreekt.
De beoordeling
18. De overeenkomst "Capital Effect
Vooruitbetaling 15 Jaar" staat tussen partijen vast evenals het feit dat [X]
daarop € 5.977,75 heeft voldaan respectievelijk
€ 944,78 aan dividend heeft
ontvangen, die overeenkomst inmiddels (tussentijds) is beëindigd en de
restschuld is betaald.
Wet Consumenten krediet
19.
De rechtbank handhaaft haar in eerdere uitspraken ingenomen standpunt dat de Wck
op aandelenleaseovereenkomsten als deze van toepassing is als na te
melden.
20. Wet op het consumentenkrediet
(WCK)
20.1 In de Wet op het consumentenkrediet,
die door de rechtbank ambtshalve is toe te passen, (hierna: WCK) wordt onder
krediettransactie onder meer verstaan iedere overeenkomst en ieder samenstel van
overeenkomsten met de strekking dat door of vanwege de kredietgever aan de
kredietnemer een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de kredietnemer aan de
kredietgever één of meer betalingen doet (art. 1 aanhef en sub a onder
1WCK).
20.2 De onderhavige overeenkomst kenmerkt
zich onder meer hierdoor dat Dexia [X] een bedrag ter beschikking heeft gesteld,
waarover [X] periodiek rente diende te betalen. Aldus voldoet deze overeenkomst
aan bovengenoemde definitie.
20.3 In dit verband is van belang dat de
wetsgeschiedenis bij art. 1 WCK onder meer vermeldt; "Centraal in de wet staat
het begrip krediettransactie, dat beoogt alle relevante vormen van
consumentenkrediet te omvatten. Uitgangspunt is dat een feitelijke omschrijving
wordt gegeven van de verschillende elementen, waaruit een krediettransactie kan
bestaan. Bij een meer formeel-juridische benadering bestaat het gevaar van
ontduiking van de wet via juridische constructies die de economische
werkelijkheid maskeren." (kamerstukken II 1986-1987, 19 785, nr. 3, blz. 68). Nu
ook aan de overige eisen voor toepasselijkheid van de WCK is voldaan, geldt deze
wet.
20.4 Hierbij is in aanmerking genomen dat
de onderhavige overeenkomst niet voldoet aan art. 4 lid 1 onder h WCK. In casu
is immers geen sprake van het verstrekken van zekerheid door middel van
"belening" van effecten van [X], reeds omdat volgens de voorwaarden de
onderhavige aandelen niet eerder dan aan het einde van de looptijd door Dexia in
eigendom aan [X] kunnen worden overgedragen. Ook uit de memorie van toelichting
op de WCK (kamerstukken II 1986-1987, 19 785, nr. 3, blz. 40/41), waarin, kort
samengevat, wordt gesteld dat de regering wat betreft effectenbelening ervoor
heeft gekozen deze niet onder de WCK te brengen, omdat de bestendige praktijk is
dat de lening niet groter mag zijn dan ongeveer 70% van de waarde van de
effecten en de aldus geboden ruime mate van zekerheid hier tot gevolg heeft dat
het krediet goedkoper is, volgt dat deze bepaling niet ziet op een constructie
als de onderhavige.
20.5 De hiertegenover staande opvatting,
die blijkt uit de beantwoording van kamervragen door de Minister van Financien
op 6 juli 1998 (aanhangsel handelingen II 1997-1998, nr, 1470, blz. 3015-3016)
en uit de memorie van toelichting op de wet van 20 december 2001, Stb. 2001,
669, tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet op het
consumentenkrediet teneinde de reikwijdte van de bepalingen inzake de
informatieverstrekking aan publiek uitte breiden (kamerstukken II 2000-2001, 27
869, nr. 3, blz. 3), dat aandeienleascconstructies onder art. 4 lid 1 onder h
WCK vallen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Deze interpretatie strookt
namelijk niet met de duidelijke bewoordingen van de wet en de bedoeling van de
(toenmalige) wetgever, zoals die volgt uit de hiervoor genoemde passage in de
memorie van toelichting op de WCK, er gaat kennelijk uit van de onjuiste
opvatting dat aandelenleaseconstructies onder andere bestaan uit het verstrekken
van zekerheid door de kredietnemer op aandelen van hem.
20.6 Uit het gepubliceerde vonnis d.d. 2
februari 2005 van deze rechtbank inzake Dexia-Cosar (LJN AS 4746) is de
rechtbank ambtshalve bekend dat de rechts voorganger van Dexia ten tijde van het
aangaan van de onderhavige overeenkomst niet over een vergunning als bedoeld in
art. 9 WCK beschikte, edoch deze eerst per 12 april 2003 verkregen
heeft.
20.7 Die brengt ingevolge art. 3:40 lid 2
BW mee dat de overeenkomst nietig wegens strijd met een dwingende wetsbepaling
en niet vernietigbaar is, aangezien art. 9 WCK niet uitsluitend ziet op
bescherming van een van de partijen bij de overeenkomst. In de memorie van
toelichting op de WCK (kamerstukken TI 1986-1987, 19 785, nr. 3, blz, 27) wordt
hieromtrent immers gesteld: "Aan liet onderhavige wetsontwerp ligt, in
aansluiting op het voorgaande, de visie ten grondslag dat er een kader dient te
zijn, waarbinnen kredietgevers verantwoord op de markt opereren en consumenten,
geruggesteund door goede markt- en productinformatie, op redelijke voorwaarden
krediet kunnen opnemen." Voorts vermeldt de memorie van antwoord op de WCK
(kamerstukken II 1987-1988, 19 785, nr. 7, blz. 10) dat gekozen is voor een
zodanig vergunningenstelsel, dat serieuze ondernemers zonder moeilijkheden de
markt kunnen betreden.
20.8 Dit vergunningenstelsel is dus
blijkens de wetgeschiedenis kennelijk mede gericht op bescherming van de
toegelaten aanbieders tegen ondeskundige en/of malafide concurrenten met als
achtergrond dat een negatief imago van de financiële markten schadelijk is voor
een goed functionerende economie en daarmee het algemeen belang schaadt. Deze
bredere doelstelling van de WCK volgt ook uit de parlementaire geschiedenis van
het wetsvoorstel financiële dienstverlening. Zie hiervoor kamerstukken II
2003-2004, 29 507, nr. 3, par. 2, waarin onder meer wordt opgemerkt dat de
zorgvuldige behandeling van de consument tevens bijdraagt aan ordelijke en
transparante marktprocessen en een beter functionerende economie en dat de WCK
al tot op zekere hoogte bijdraagt aan een effectieve bescherming van de
consument,
20.9 Hierbij is verder in aanmerking
genomen dat het kredietdeel van de overeenkomst in onverbrekelijk verband staat
met de rest van de overeenkomst, aangezien door middel van het ter beschikking
gestelde bedrag de desbetreffende aandelen zijn "geleasd" (art. 3:41
BW).
20.10 De omstandigheid dat Dexia inmiddels per 1
januari 2006 een vergunning ex artikel 10 Wfd heeft verkregen repareert, anders
dan Dexia stelt, niet de bij het afsluiten van de onderhavige overeenkomst
ontbrekende vergunning ex artikel 9 Wck; de overgangsregeling van artikel 102
Wfd voorziet niet in de situatie dat die vergunning als zodanig ontbroken
heeft.
Zorgplicht/onrechtmatige daad/Spaar
Select
21. Omdat de uitspraken omtrent al of niet
toepasselijkheid van de Wck nog immer niet in hoogste instantie zijn getoetst,
ziet de rechtbank aanleiding ook de nader gestelde onrechtmatige daad als
grondslag voor de vordering van [X] te bezien.
22. De onderdelen V, X en XIII van de
vordering die zien op het opdragen aan het BKR om de A-notering op naam van [X]
ongedaan te maken dienen afgewezen te worden. Dexia heeft bij conclusie van
antwoord betwist dat er een A-notering op de naam van [X] gesteld is en gesteld
dat zij hem in elk geval niet als zodanig heeft aangemeld.
[X], die de
pretense aanmelding bij dagvaarding al niet met stukken onderbouwd had, is bij
repliek niet meer op dat onderdeel van zijn vorderingen
teruggekomen.
23. Met betrekking tot de gedragingen
van Spaar Select en de aansprakelijkheid van Spaar Select voor de schade van [X]
overweegt de rechtbank het volgende:
a. Spaar Select is een
zogenaamde cliëntenremisier en is als zodanig weliswaar aan te merken als een
effectenbemiddelaar als bedoeld in artikel 1 sub b Wte, maar is op grond van
artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld
van de vergunningplicht. De belangrijkste van die voorwaarden is dat zij haar
activiteiten beperkt tot het aanbrengen van klanten bij de in dat artikel
genoemde instellingen.
b. Dat Dexia geen instelling
als bedoeld in artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit is staat niet ter
discussie. Nagegaan moet derhalve slechts worden of Spaar Select zich beperkt
heeft tot het aanbrengen van [X] als klant bij Dexia of dat Spaar Select
verdere, voor een cliëntenremisier ontoelaatbare bemoeienis met de zaak gehad
heeft. Daarvoor is het nodig om vast te stellen wat er onder aanbrengen wordt
verstaan.
c. Een wettelijke
definitie van het begrip aanbrengen in het kader van de Wte en de daarop
gegronde regelgeving bestaat niet. Wel wordt er op haar website (www.afm.nl) een uiteenzetting van het begrip gegeven door de Autoriteit
Financiële Markten (AFM). Daar is, voor zover hier van belang, te lezen:
Cliëntenremisiers mogen alleen cliënten aanbrengen bij effecteninstelingen
die een vergunning hebben van de AFM. Cliëntenremisiers mogen bijvoorbeeld geen
vermogensbeheer verrichten, orders van cliënten doorgeven of geld van cliënten
onder zich houden. Daarnaast mogen zij geen cliënten aanbrengen bij andere
cliëntenremisiers. Cliëntenremisiers mogen wel cliënten uitleggen wat een
aandeel of een obligatie is. Echter zij mogen niet een specifiek aandeel,
obligatie, effectenleaseproduct etc. beroeps- of bedrijfsmatig
adviseren.
d. Uitgaande van deze uitleg -
en de rechtbank gaat bij gebrek aan een andere gezaghebbende uitleg van deze
uitleg, die zij ook onderschrijft, uit - was het aan Spaar Select toegestaan om
[X] te informeren mits die informatie beperkt was tot kenmerken van
beleggingscategoriën en om hem door te verwijzen naar Dexia, maar niet om [X] te
adviseren.
e. Een andere voorwaarde is dat
de cliëntenremisier zich houdt aan enkele specifieke gedragsregels die
voortvloeien uit het Bte en dan hoofdzakelijk uit artikel 24 daarvan en uit de
NR, in dit geval de NR 99.1 Dat zijn, voor zover in
deze specifieke zaak van belang, dat hij handelt in het belang van de cliënt en
de adequate functionering van de effectenmarkten, in het belang van de cliënt
kennis neemt van diens financiële positie, ervaring en beleggingsdoelstelling
voor zover dat redelijkerwijs van belang is met het oog op het verrichten van
zijn diensten, de cliënt de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn voor
de beoordeling van de door hem aangeboden diensten en de effecten waarop die
diensten betrekking hebben en een verbod op het zogenaamde "cold calling" i.e,
een verbod om hen die nog geen cliënt zijn telefonisch of persoonlijk te
benaderen anders dan in het geval de betrokkenen daar vooraf schriftelijk dan
wel telefonisch mee heeft ingestemd dan wel in het contact slechts wordt
aangeboden om schriftelijke of elektronische informatie te
verschaffen.
f. Op grond van de op dit punt
ongenoegzaam weersproken gebleven stellingen van [X] moet worden aangenomen dat
Spaar Select het cold calling verbod heeft overtreden en zich niet, althans
volstrekt onvoldoende, verdiept heeft in de beleggingsdoelstellingen van [X],
diens financiële positie, beleggingsdoelstelling(en) en beleggingservaring en
aldus ook niet in diens belang gehandeld heeft.
g. Met betrekking tot het
totstandkomen van het contact met Spaar Select is door [X] immers onweersproken
gesteld, dat hij door Spaar Select ongevraagd telefonisch is benaderd en hem
vervolgens een beleggingsconstructie is gepresenteerd en geadviseerd waarmede
het vermogen snel kon worden vergroot.
Dat is een ander eerste contact dan op
grond van, een schriftelijke of elektronische uitnodiging, dan wel een contact
naar aanleiding van het verschaffen van schriftelijke of elektronische
informatie aan [X].
h. Met betrekking tot hetgeen
verricht is door Spaar Select om zich een beeld te vormen van [X], diens
financiële positie, beleggingsdoelstellingen en beleggingservaring, is door [X],
naast hetgeen reeds onder g. hierboven is weergegeven, onweersproken gesteld dat
hij, [X], aan de medewerker van Spaar Select naar aanleiding van diens vragen
verteld heeft dat hij wilde sparen en de studie van zijn kinderen bekostigen.
Schriftelijke productinformatie, van Spaar Select zegt hij niet gekregen te
hebben en naar aanleiding van vragen bij het tekenen van de overeenkomst werd
verwezen naar de looptijd van 60 maanden, dat hem nooit duidelijk is geweest dat
hij een lening heeft aangegaan, dat hij daar niet op gewezen is, dat hij dat uit
de tekst van de overeenkomst niet heeft kunnen opmaken, dat over een
maandbedrag, leasen, koersdaling en over een restschuld nooit gesproken is, dat
ook nooit aan de orde is geweest dat hij alles kon kwijtraken.
i. Deze onder h. weergegeven
stellingen van [X] zijn weliswaar, naar uit de overgelegde producties en dan met
name de overeenkomst Capital Effect en het
________________
1 Het gaat hier om de NR. 1999 en derhalve de tekst van
vóór de wijziging van september 2001
aanvraagformulier depot aandelenlease moet worden
afgeleid, niet allemaal juist maar niettemin kan er de conclusie uit getrokken
worden dat [X] niet begrepen heeft wat hem is voorgehouden alsmede dat ook de
voorlichting tekortgeschoten is.
Onjuist is immers dat er niet over leasen gesproken is
want de door [X] ondertekende overeenkomst is een lease-overeenkomst, evenals
dat [X] niet uit de overeenkomst had kunnen opmaken dat er sprake van een lening
was, want er is immers sprake van rente in de overeenkomst, dat over een
maandbedrag niet gesproken is want dat maandbedrag is in de overeenkomst
vermeld.
Dat de voorlichting tekortgeschoten is blijkt genoegzaam
uit het feit dal Spaar Select, naar onweersproken gesteld is, in de vooraf
mondeling aan [X] verstrekte informatie er kennelijk geen aandacht aan het
break-evenrendement geschonken is en de omstandigheid dat [X], die geen/
onvoldoende beleggingservaring had, van de hele opzet kennelijk niets begrepen
heeft zoals uit zijn persoonlijke statements die bij de stukken zijn gevoegd
blijkt en gezien zijn opleidingsniveau (MBO) ook niet verwonderlijk is. Dat er
voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst concreet gewezen is op de
mogelijkheid van verlies is gesteld noch gebleken. In ieder geval blijkt daarvan
niets uit de door [X] overgelegde stukken van Spaar Select (productie 1 en 2
dagvaarding) of het door Dexia overgelegde Aanvraag Formulier Efïectenlease
(productie 2 dagvaarding).
j. Uit een overgelegde productie, het
aanvraagformulier depot aandelenlease van 29 mei 2001 van Spaar Select dat
voorafgegaan is aan de overeenkomst Capital Effect, van 1 juni 2001 blijkt dat
er toen al een keuze is gemaakt voor deze beleggingsconstruetic. Op dat
formulier afkomstig van Spaar Select met de naam van haar adviseur Rook en de
handtekening van [X] en diens echtgenote, is namelijk vermeld dat [X] uit de
acht daarop genoemde constructies gekozen heeft voor Capital Effect, met een
vooruitbetaling een bedrag van f. 12.000,-.
De rechtbank leidt ook daaruit en
uit het feit dat er geen daaraan voorafgaande correspondentie tussen [X] en
Labouchère is overgelegd, af dat Spaar Select degene is die geadviseerd heeft
over de wijze van beleggen en tot welk bedrag. Dat levert een handelen in strijd
met de Vrijstellingsregeling op, immers is meer dan aanbrengen en is als
beroeps- of bedrijfsmatig adviseren aan te merken,
k. De conclusie tot zover is dat Spaar
Select in haar relatie tot [X] niet alleen onrechtmatig gehandeld heeft door te
handelen in strijd met de voorschriften van de Vrijstellingsregeling en daarmee
in strijd met artikel 7 Wte, maar zich ook niet gedragen heeft als een goed
opdrachtnemer overeenkomstig de bepalingen van titel 7:7 BW, immers niet
gehandeld heeft als een redelijk handelend bekwaam vakgenoot dient te handelen,
hetgeen, naast een contractuele tekortkoming ook weer als onrechtmatig handelen
is aan te merken. Spaar Select is daarmee aansprakelijk voor de door [X] als
gevolg van haar onrechtmatig handelen opgekomen schade.
24. Daarmee komt de rechtbank toe aan de
aansprakelijkheid van Dexia, zowel voor zover die een gevolg is van haar eigen
gedragingen als op grond van het bepaalde in artikel 6:76 BW voor gedragingen
van Spaar Select. Dienaangaande wordt het volgende overwogen:
a. De rechtbank stelt voorop dat
tussenpersonen - en dus ook cliëntenremisiers - een belangrijke instrument voor
financiële instellingen zijn om hun producten in de markt te (kunnen) zetten.
Dat legt op de instelling die van de diensten van een
cliëntenremisier
gebruik maakt en hem doorgaans - zoals dat ook in dit geval
kennelijk is gebeurd nu op dit punt niets anders is gesteld of gebleken - ook
middels de toekenning van provisie betaalt, een grote verantwoordelijkheid met
betrekking tot de selectie van de tussenpersoon van wie hij cliënten en
opdrachten accepteert.
b. Een en ander blijkt ook uit het
bepaalde in artikel 41 NR 99 dat de effecteninstelling onder andere gebiedt om
zich met betrekking tot de onder i, ii en iii van dat artikel genoemde effecten
instellingen ie onthouden van een aantal zaken waaronder het verrichten van
effectentransacties voor deze instellingen. Spaar Select zou, indien zij zich
aan de voor haar geldende regels had gehouden weliswaar niet tot één van die
categorieën behoord hebben, maar nu zij zich niet aan die regels gehouden heeft
behoort zij daar wel toe en is zij met name aan te merken als een
effecteninstelling die niet beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel
7, eerste lid Wte (categorie i),
c. De vraag is nu of Dexia voldoende
zorgvuldigheid heeft betracht bij het aanvaarden van [X] als klant, c.q. het
contracteren met [X] op basis van wat door Spaar Select aan haar omtrent [X] en
hetgeen, de inhoud van de door [X] gewenste overeenkomsten) met haar geweest zou
zijn is medegedeeld en die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Het
aanvraagformulier d.d. 29 mei 2001, waarop Dexia zich beroept, geeft geen
informatie omtrent de financiële positie van [X], noch omtrent diens
beleggingservaring of beleggingsdoelstelling.
Op dit van Spaar Select afkomstige aanvraagformulier
depot aandelenlease, in de tijd voorafgaand aan de overeenkomst Capital Effect
en tevens het eerste schriftelijke contact tussen [X] en Dexia, is keuze gemaakt
voor Capital een vooruitbetaling van f. 12,000,--. Daaraan kan alleen verboden
advisering door de medewerker van Spaar Select, die beide formulieren heeft
ingevuld, een ervan ondertekend en beiden van haar adviseursnummer (0594)
voorzien heeft, ten grondslag gelegen hebben. Dexia had dat kunnen en moeten
onderkennen en zich van contracteren met [X] op basis van die adviezen moeten
onthouden. Door dat na te laten en aldus te handelen in strijd met artikel 41 NR
99 is de overeenkomst tussen [X] en Dexia nietig, immers ligt aan artikel 41 NR
99 dezelfde gedachte ten grondslag als aan artikel 7 Wte, namelijk een adequate
werking van de financiële markten en de positie van de belegger. Daarnaast heeft
Dexia ook onrechtmatig jegens [X] gehandeld en is zij daardoor ook aansprakelijk
voor de door [X] als gevolg van het complex van onrechtmatige handelingen
geleden schade.
d. Los van bovenstaande kan tevens
geconcludeerd worden dat Dexia door aldus te handelen - en naar mag worden
aangenomen aan Spaar Select provisie te betalen - gebruik heeft gemaakt van de
hulp van Spaar Select bij het tot stand brengen van de overeenkomst met [X] en
daarmee tevens voor de gedragingen van Spaar Select aansprakelijk is.
De
vordering, voor zover toewijsbaar is derhalve ook tegen Dexia
toewijsbaar.
25. Gelet op de conclusies dat de
overeenkomst Capital Effect op beide gronden nietig is, is het gevolg daarvan
dat de rechtsgrond(en).die ten grondslag lag(en) aan de wederzijds verrichte
prestaties met terugwerkende kracht daaraan is (zijn) ontvallen. Beide partijen
dienen financieel hersteld te worden in de toestand waarin zij zich ten tijde
van het sluiten van de overeenkomst bevonden. Dat betekent dat de aandelen voor
rekening van Dexia blijven, Dexia in beginsel al niets meer te vorderen had van
[X] en hetgeen door [X] aan haar betaald is in beginsel als onverschuldigd aan
hem terug moet betalen. Het onderdeel I van de vordering van [X] is derhalve in
principe toewijsbaar.
26. Met betrekking tot onderdeel II wordt
daarbij overwogen dat het zoals door [X] zelf reeds in zijn dagvaarding onder
ogen gezien naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is
dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet
wordt gedaan omdat aannemelijk is dat de nietigheid van de overeenkomst niet
door hem zon zijn ingeroepen als de waarde van de aandelen gestegen was. De
rechtbank vindt daarin aanleiding om op de voet van het bepaalde in artikel
6:278 lid 2 BW te bepalen dat de helft van het door [X] aan Dexia betaalde onder
aftrek van door hem ontvangen dividend door Dexia aan [X] moet worden
terugbetaald. De rechtbank relateert dit speciaal aan deze (vorm van)
overeenkomst die niet tot een restschuld behoeft te leiden en ook niet heeft
geleid, maar (alleen tot het moment van tussentijdse beëindiging) niet de
verwachte opbrengst heeft gebracht.
Toegewezen wordt derhalve € 5.977,75 : 2
minus € 944,78 = € 2.044,10.
27. Door Dexia is nog een beroep op eigen
schuld van [X] gedaan. De rechtbank onderschrijft de stelling van Dexia dat de
schade mede aan [X] moet worden toegerekend, immers heeft hij zich zonder enige
beleggingservaring., zonder voldoende schriftelijke informatie vooraf en zonder
voldoende onderzoek naar het aangeboden product te hebben gedaan in een voor hem
duister avontuur gestort.
28. Toch verbindt de rechtbank daar niet de
door Dexia gewenste consequenties aan, Dexia is zo ernstig tekortgeschoten in
haar de jegens [X] betamende zorg dat de rechtbank daarin aanleiding vindt om de
schade met toepassing van de billijkheidscorrectie van artikel 6:101, eerste lid
BW over de partijen te verdelen als onder 26 hierboven overwogen2.
29. Hetgeen partijen verder verdeeld houdt,
behoeft gelet op bovenstaande geen bespreking.
30. Als ieder gedeeltelijk in het ongelijk,
gesteld, dient elke partij de eigen kosten van het geding te
dragen.
RECHTDOENDE
I. Verklaart voor recht dat de tussen
partijen gesloten overeenkomst Capital Effect met nummer [nummer] nietig
is.
II. Veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen
een bedrag van € 2.044,10 (tweeduizend vierenveertig euro en tien eurocent)
vermeerderd met de wettelijke rente hierover van
15 november 2006 tot de dag
van betaling.
III. Compenseert de proceskosten in die zin dat
iedere partij haar eigen kosten draagt.
IV. Verklaart het onderdeel II van het
dictum van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
V. Wijst af het meer of anders
gevorderde.
_________________
2
Commissie van Beroep DSI 27-01-2005
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Van der
Veer en op 4 juli 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de
griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL