[X]
wonende te
[woonplaats]
eiser in conventie
verweerder in reconventie
nader te
noemen [X]
gemachtigde: mr. M. Jongeneelen
t e g e n:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND
N.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
in conventie
eiseres in reconventie
nader te noemen Dexia
gemachtigde:
F.R.H. van der Leeuw
VERDERE VERLOOP VAN DE
PROCEDURE
In deze zaak is op 22 mei 2006 een tussenvonnis gewezen.
Ter uitvoering van dat tussenvonnis is
een comparitie van partijen bepaald.
welke is gehouden op 28 juni 2006. [X] is
verschenen, vergezeld door mr. R.H.
Kroes als zijn gemachtigde. Dexla Is verschenen bij P.
Walenkamp, vergezeld
door mr. F.R.H. van der leeuw en mr H.C. Dyserinck als haar
gemachtigden.
Tevens was aanwezig [Y], schoonzoon van [X]. De grifier
heeft
aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
De zaak staat thans weer voor vonnis.
GRONDEN
VAN DE BESLISSING
In conventie en in
reconventie
1. De
kantonrechter blijft bij hetgeen in bovenvermeld tussenvonnis werd overwogen.
Tijdens de
comparitie zijn onder meer de volgende
feiten en omstandigheden gebleken:
Aanvullende feiten en
omstandigheden
2. [X], in 2000 bij het aangaan van de
overeenkomst(en) 57 jaar, heeft als opleiding
uitsluitend twee jaar LTS (welke opleiding derhalve niet werd
afgemaakt).
3. [X] heeft de laatste circa 20 jaar
gewerkt als medewerker van een
tuinbouwvereniging en als zodanig werkzaamheden verricht op de groenteveiling,
onder meer
bestaande uit (het dragen van de
verantwoordelijkheid voor) het sorteren en groeperen
van
(kratten met) aangeleverde
tuinbouwproducten. Voordien was [X] onder meer werkzaam in
de
wegenbouw en de
metaalindustrie.
4. Blijkens de overgelegde aanslag IB bedroeg zijn
belastbaar inkomen in 2000 NLG 53.488,00
bruto. Zijn
inkomen is sindsdien op (ongeveer) dit niveau gebleven, tot hij in april 2005
met de
VUT is gegaan en zijn inkomen aanmerkelijk is
gedaald.
5. [X] beschikt thans (en beschikte in 2000)
niet over een eigen woning, maar
bewoont een
huurwoning.
6. [X] heeft geen ervaring met beleggen. [X]
heeft buiten de gebruikelijke
verzekeringen,
zoals WA-, inboedel- en ziektekostenverzekeringen, geen ervaring
met
financiële producten.
7. In 2000 beschikte [X] over een
spaargeld van circa NLG 50.000,00 (€
22.689,01),
en hij beschikte daarbuiten niet
over enig noemenswaardig vermogen.
8. Er zijn twee bezoeken geweest van de
vertegenwoordîger van (de tussenpersoon van) Dexia
aan (de woning van) [X], één waarbij de overeenkomst(en) werd(en)
aangeboden
en één waarbij het aanvraagformulier
Depot Aandelanlease door [X] werd
ondertekend.
Informatieplicht en
onderzoeksplicht
9. Bij de beoordeling vann de vraag of Dexia
heeft voldaan aan de op haar
rustende
informatieverplichting dient het
complex van samenhangende overeenkomsten in zijn
geheel
in de beoordeling te worden betrokken.
Mede gelet op de inhoud van het in
bovenbedoeld
tussenvonnis onder 1.5 bedoelde
aanvraagformulier hebben partijen het depot en de
lease-
overeenkomst beschouwd als elkaar
aanvullende onderdelen van een samenhangend geheel.
De aard en de omvang van de informatieverplichting volgt uit de bijzondere
risico's die dit
geheel van samenhangende
overeenkomsten met zich meebrengt.
10. Volgens Dexia is aan [X] voldoende informatie
gegeven doordat vóór de
totstandkoming van de
overeenkomst, behalve de tekst van de lease-overeenkomst en
de
Bijzondere Voorwaarden, door Spaar Select ook de
op die overeenkomst betrekking
hebbende brochure aan
[X] is verstrekt.
11. Of die brochure aan [X] is verstrekt - [X] betwist
de brochure te
hebben ontvangen - wordt hier in het
midden gelaten. De brochure betreft reclamemateriaal
waarin de desbetreffende effectenlease-overeenkomst wordt aangeprezen. In het
midden kan
blijven of dit reclamemateriaal, naar Dexia
stelt, niet misleidend is in de zin van hetgeen
omtrent reclamemateriaal is overwogen door het Hof van Justitie EG, onder
meer in zijn arrest
van 16 juli 1998. NJ 2000.374,
te weten dat bij de beoordeling of een reclame-uiting de
consument al dan niet kon misleiden, moet worden uitgegaan van de
vermoedelijke
verwachting van een gemiddeld
geinformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument.
In het onderhavige geding is immers niet ter beoordeling de vraag of de
inhoud van de
brochure voldeed aan de eisen die in het
licht van de zojuist vermelde uitspraak aan
reclamemateriaal dienen te worden gesteld. Aan de orde is daarentegen de vraag
of de in de
brochure vermelde gegevens van dien aard
waren dat Dexia in het kader van de naleving van
de
door haar jegens belanghebbenden in acht te nemen zorgplicht, ermee kon volstaan
te
verwijzen naar die brochure en de inhoud van de
te sluiten schriftelijke overeenkomst en de
daarbij
behorende algemene voorwaarden. Er van uitgaande dat de brochure wel aan
[X]
is verstrekt gaat het dus om de vraag of [X] in
deze geschriften, gelet op
zijn persoon en zijn
omstandigheden, op niet voor misverstand vatbare wijze
werd
gewaarschuwd voor aan deelname aan de
effectenlease-overeenkomsten verbonden gevaren.
12. De brochure bevat onder het kopje 'Let op' de
volgende tekst:
'Beleggen bij wie en in welke
vorm dan ook brengt financiële risico's met zich mee. Dat geldt
ook voor Overwaarde Effect zonder Herbelegging. Beleggen geeft u
kans op een hoger, maar
ook op een lager dan gemiddeld
rendement. Dit risico is voor u. De waarde van uw
belegging
kan fluctueren. Naarmate in meer
risicovoIle beleggingsvormen wordt belegd, zullen de
te
behalen rendementen onderhevig zijn aan grotere
schommelingen en kan dus ook de
eindopbrengst meer
afwijken van de in het rekenvoorbeeld gehanteerde bedragen. Wij wijzen
u erop dat de gehanteerde rendementen zijn gebaseerd op rendementen
in het verleden. In
het verleden behaalde resultaten
bieden geen garantie voor de toekomst.'
13. In het geheel van de wervende tekst van de brochure
is deze enkele waarschuwing echter niet
voldoende.
Noch in de brochure, noch in enig ander geschrift, werd gewaarschuwd dat
de
betrokken afnemer bij een samenhangend complex van
overeenkomsten als het onderhavige
het risico liep om én
het in het depot gestorte kapitaal geheel te verliezen, én (daardoor)
het
risico liep geconfromeerd te worden met
maandelijkse betalingsverplichtingen uit de
effectenlease-overeenkomst waarmee vooraf geen rekening werd gehouden, én het
risico liep
geconfronteerd te worden met een
aanzienlijke schuld veroorzaakt door de waardedaling van
de met geleend geld gekochte effecten bij een - noodgedwongen indien de
termijnen niet
konden worden opgebracht - tussentijdse
beëindiging. Dexia had rekening dienen te houden
met
het ervaringsfeit dat een waarschuwing als hier bedoeld van onvoldoende gewicht
is om
personen, zonder beleggingservaring, die
overwegen een effectenlease-overeenkomst als de
onderhavige aan te gaan, in staat te stellen de aan zodanige overeenkomst
verbonden
gevaren te kunnen beoordelen. De op Dexia
rustende verplichting tot het betrachten van zorg
als hiervoor is bedoeld, bracht mee dat Dexia belanghebbende die in
omstandigheden
verkeren zoals [X] op niet voor
misverstand vatbare wijze voor alle hier bedoelde
risico's had dienen te waarschuwen.
14. Door Dexia zijn geen concrete feiten of
omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat [X]
op
enige andere wijze uitdrukkelijk is gewezen op de hiervoor bedoelde risico's
van
de overeenkomsten.
15. Geoordeeld wordt dat Dexia niet heeft voldaan aan
bovenbedoelde informatieverplichting om
[X]
voldoende en op niet mis te verstane wijze te informeren over (en te
waarschuwen voor) de bijzondere risico's die verbonden zijn aan de
onderhavige
overeenkomsten.
Toerekenbaar
tekortgeschoten
16. Uit het voorgaande volgt dat Dexia toerekenbaar
tekort is geschoten in de nakoming van de
op haar
rustende verplichtingen jegens [X]. Of die verplichtingen berusten op
een
overeenkomst dan wel op de wet (artikel 6:162 BW) kan
in het midden worden gelaten nu
beide grondslagen bij de
beoordeling van van de gevolgen van het tekortschieten niet
tot
verschillende resultaten zullen
leiden.
Dwaling
17. In de onderhavige zaak is sprake van een ten tijde
van het aangaan van de overeenkomsten
57 jarige man met
een netto inkomen van € 1.400,- per maand. Het had voor Dexia
duidelijk
behoren te zijn dat [X] niet in staat zou
zijn om uit dit inkomen een maandtermijn
van €
363,72 te voldoen. Gelet op de leeftijd van [X], de inhoud van het onder
15
bedoelde aanvraagformulier en zijn financiële
omstandigheden ligt het voor de hand dat [X]
heeft
beoogd met de storting (uit zijn spaargeld) in het depot aan zijn
verplichtingen
te voldoen voor een beoogde looptijd
van vijfjaar. Daarbij is nog van belang dat - zoals Dexia
heeft verklaard - de toevoeging 'zonder herbelegglng' betekent dat tijdens de
looptijd
beschikbaar komende dividenden zouden worden
uitgekeerd aan [X], zodat [X]
er bij het aangaan van
de overeenkomst op mocht vertrouwen dat ook deze
dividenden (al dan niet via het depot) zouden worden aangewend ter voldoening
van de
maandtermijnen, waardoor hij des te minder reden
had om te twijfelen aan de juistheid van de
gedachte
dat hij met een éénmalige storting in het depot aan zijn verplichtingen had
voldaan.
18. In werkelijkheid is [X] geconfronteerd met het
a!gehele verlies van
€ 18 151,21 aan in het depot
gestort spaargeld.
19. Daarnaast is [X] geconfronteerd met een onvoorziene
verplichting tot het doen van
maandbetalingen waarvoor
zijn inkomsten niet toereikend zijn te achten, dit als gevolg van
het
feit dat het depot (door de koersdaling van het
effectenfonds van Dexia waarin dat was
belegd) niet
toereikend bleek voor het voldoen van de verplichtingen over de
beoogde
minimale looptijd van de overeenkomst.
Volgens Dexia betreft de daaruit volgende schuld van
[X] € 12.396,75.
20. En daarboven is [X] geconfronteerd met een schuld
aan Dexia wegens het verschil
in aankoop- en
verkoopprijzen van de met geleend geld gekochte effecten van (€
34.107.,
minus € 26.517,- is) € 7.590,00. Na aftrek
van ten behoeve van [X] ontvangen
dividenden c.a.
bestaat er volgens de eindafrekening van Dexia d.d. 8 februari 2006
een
schuld van [X] aan Dexia van in totaal
(inclusief achterstallige termijnen)
€
16.197,46.
21. De hiervoor bedoelde nadelige gevolgen, in totaal
bedragende € 34.348,67, zijn opgetreden
door het
verwezenlijken van risico's die inherent zijn aan de door Dexla
aangeboden
samenhangende
overeenkomsten.
22. Geconcludeerd kan worden dat, mede gelet op de
persoonlijke omstandigheden van [X],
voldoende vast staat
dat [X] de overeenkomsten niet zou zijn aangegaan indien hij een
juiste voorstelling van zaken zou hebben gehad, en dat hij die juiste
voorstelling van
zaken niet had als gevolg van het
(aan Dexia toe te rekenen) feit dat hem essentiële
informatie omtrent de risico's van de overeenkomsten is onthouden.
23. Daaruit volgt dat [X] bij de totstandkoming van de
overeenkomst heeft gedwaald
en dat hij op goede
gronden de overeenkomst heeft vernietigd bij brief van 14 april
2005.
Schade en
ongedaanmaking
24. Tijdens de comparitie van partijen heeft [X]
bevestigd dat de in bovenvermeld
tussenvonnis onder
22. gegeven uitleg juist is en dat zijn vordering mede strekt tot
het
ongedaan maken van de door hem geleverde
prestaties, al dan niet op grond van
onverschuldigde
betaling.
25. De financiële gevolgen van de overeenkomst(en)
tussen partijen kunnen thans worden
vastgesteld,
zodat verwijzing naar een andere procedure achterwege kan blijven.
Conform
bovenbedoelde overweging zijn partijen
tijdens de comparitie in de gelegenheid gesteld de
omvang van het geleden nadeel en de overige vorderingen nader toe te lichten en
te
onderbouwen. Daarbij is het volgende komen vast
te staan.
26. Het door [X] gestelde nadeel waarvan hij betaling
vordert bestaat uit het door hem
in het depot
gestorte bedrag van € 18.151,21, vermeerderd met de wettelijke rente
daarover,
en de buitengerechtelijke kosten. Zoals in
eerder vermeld tussenvonnis onder 21. reeds is
overwogen zullen de buitengerechtelijke kosten niet worden
toegewezen.
27. Als gevolg van de waardedaling van de effecten
(participaties in het Labouchere Global
Aandelen
Fonds) waarin de storting in het depot was belegd, heeft Dexia slechts €
10.184,-
aan termijnbetalingen voor de
lease-overeenkomst ontvangen.
28. Voorts heeft [X] in totaal aan dividenden c.a.
ontvangen € 2.160,00.
29. De vernietiging van de overeenkomst heeft mede
betrekking op de met de leaseovereenkomst
onlosmakelijk verbonden rechtsverhouding betreffende het
beleggingsdepot,
welke slechts ten behoeve van die
leaseovereenkomst is aangegaan. Daartoe strekt ook
de
brief waarmee [X] de nietigheid wegens dwaling
heeft ingeroepen en uit niets blijkt
dat Dexia dit
anders heeft begrepen. Daaruit volgt dat [X] het door hem in
depot
gestorte bedrag van € 18.151,21 onverschuldigd
heeft betaald en dat hij in beginsel
aanspraak heeft
op terugbetaling daarvan. Daar staat tegenover dat op dezelfde grond
door
Dexia onwerschuldigd dividenden c.a. zijn
betaald tot een bedrag van € 2.160,00, zodat [X]
per
saldo in beginsel aanspraak heeft op het verschil tussen deze bedragen,
zijnde
€ 15.991,21, vermeerderd met de daarover
berekende wettelijke rente.
30. [X] zal pas aanspraak hebben op schadevergoeding
indien het door hem geleden
nadeel groter is dan
zijn aanspraken krachtens de hiervoor bedoelde
ongedaanmakingsverbintenis van Dexia. Het beroep van Dexia op artikel 6:101 BW
zal pas
aan de orde kunnen komen indien er sprake is
van dergeliike (meer)schade. Nu gesteld noch
gebleken is dat [X] dergelijke schade heeft geleden is een vordering
tot
schadevergoeding - voorzover [X] heeft bedoeld
deze in te stellen - niet
toewijsbaar en kan ook het
beroep van Dexia op artikel 6:101 BW buiten behandeling
blijven,
evenals hetgeen Dexia ten grondslag heeft
gelegd aan haar stelling dat [X] (thans)
geen schade
heeft geleden.
Onvoorwaardelijke reconventie: vordering
nakoming betalingsverplichtingen
31. Nu de overeenkomst waarvan Dexia nakoming vordert
vernietigd is zal de onvoorwaardelijk
ingestelde
tegenvordering van Dexia worden afgewezen.
Voorwaardelijke reconventie: toepassing artikel 6:278 BW
32. Het beroep van Dexia op artikel 6:278 BW wordt
verworpen. Uit hetgeen in de Toelichting
Meijers is
opgemerkt volgd dat art. 6:278 BW niet van toepassing is in een geval wanneer
van
uit moet worden gegaan dat de stoot tot
ongedaanmaking erop is gegrond dat de partij die
daartoe overgaat zijn wederpartij, terecht, verwijt dat deze is tekortgeschoten,
in de hem
betamende zorg door eerstbedoelde niet
voldoende te waarschuwen voor het risico dat de
waarde van de prestatie na uitvoering van de overeenkomst kan dalen als gevolg
van
koersdaling. Deze situatie doet zich hier voor;
niet de situatie waarin de daling van de waarde
van
de prestatie na de uitvoering van de overeenkomst is gedaald als gevolg van
een
omstandigheid die niet in verband staat met
het in zorg tekortschieten als zo-even bedoeld.
Toepasing
maatstaven van redelijkheid en billijkheid
33. Uit het voorgaande volgt dat [X] in beginsel
aanspraak heeft op betaling door
Dexia van €
15.991.21, vermeerderd met de daarover berekende wettelijke rente. Omdat
uit
de stukken niet blijkt op welke datum het depot
is gestort zal worden uitgegaan van rente
berekend
over genoemd bedrag ingaande 10 oktober 2000. de datum waarop Dexia de
lease-
overeenkomst ondertekend retour
ontving.
34. Thans moet worden onderzocht of de omstandigheden
van het geval naar maatstaven van
redelijkheid en
billijkheid met zich mee behoren te brengen dat een deel van de
negatieve
gevolgen van de overeenkomst(en) voor
rekening van [X] moeten worden gelaten.
Dit omdat
ook [X] een verantwoordelijkheid draagt voor de gevolgen van
zijn
keuze om de overeenkomst(en) aan te gaan op de
manier waarop dit is gebeurd. Daarbij zijn
met
name van belang de mate waarin Dexia tekort is geschoten in haar
zorgverplichtingen, de
persoonlijke en financiële
omstandigheden van [X], de kennis en ervaring die
bij
[X] op beleggingsgebied verondersteld mogen
worden op het moment dat hij de
overeenkomst(en)
aanging en de door Dexia gebruikte verkoopmethode.
35. Geoordeeld wordt dat op grond van de omstandigheden
van dit geval 10% van het totale
nadeel voor
rekening van [X] dient te blijven, zijnde (afgerond) € 3.400,-.
36. Dit betekent dat het door [X] primair gevorderde
wordt toegewezen zoals hieronder
wordt bepaald, en
dat de vorderingen van Dexia worden afgewezen. De overige stellingen
van
partijen behoeven daarom geen behandeling
meer
37. Dit betekent voorts dat de vordering van Dexia in
reconventie wordt afgewezen.
38. Bij deze uitkomst van de procedure wordt Dexia
veroordeeld in de proceskosten in zowel
conventie
als reconventie gevallen aan de zijde van [X].
BESLISSING
De kantonrechter:
In conventie
I. verklaart voor recht dat de
aandelenlease-overeenkomst met contractnummer 220.....
bij
brief van 14 april 2005 is
vernietigd;
II. verklaart voor recht dat Dexia tekort is
geschoten in de nakoming van haar verplichtingen
jegens [X];
III. veroordeelt Dexia om aan [X] te
betalen:
- € 12.591,21 wegens
hoofdsom;
- de wettelijke rente over € 15.991,21
vanaf 10 oktober 2000 tot aan de dag der voldoening.
IV. veroordeelt Dexia in de Kosten van de
procedure aan de zijde van [X] gevallen, tot
op heden begroot op:
- voor
verschuldigd griffierecht €
103,00
- voor hel exploot
vandagvaarding €
85,60
- voorsalaris van
gemachtigde €
1.050,00
In
totaal
€ 1 238,60
één en ander voorzover
verschuldigd, inclusief BTW;
V. wijst af het meer of
anders gevorderde;
In
reconventie
VI. wijst de vordering af:
VII.
veroordeelt Dexia in de kosten gevallen in de reconventie aan de zijde van [X]
tot
op heden begroot op € 450,00,
voorzover verschuldigd inclusief BTW. aan salaris van
zijn
gemachtigde:
In conventie en
reconventie
VIII. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij
voorraad.
Aldus gewezen door mr C.L.J.M. de Waal, kantonrechter,
en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 14 auguslus 2006 in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL